zooals dat zich vertoonde aan de besprokenen zoowel als aan den bespreker. Concrete politieke beschouwingen zal men er, opzettelijk, niet in aantreffen, maar incidenteel was het niet mogelijk, opmerkingen geheel te vermijden, die met de samenleving te maken hadden, om het zoo ruim mogelijk te zeggen.
Die samenleving nu was grootendeels die van het entre-deux-guerres 1918-1940. En het dunkt mij nu zeer gewenscht, ja volstrekt noodzakelijk, tot goed verstand van die beschouwingen, te wijzen op de verandering, die na de laatste oorlog in mij zich heeft voltrokken.
Of eigenlijk niet in mij, ten minste niet wat het meest essentieele betreft. De mensch verandert eigenlijk nooit in zijn diepste wezen. Maar wel kunnen de omstandigheden, waaronder hij leeft, voor hem aanleiding zijn, eenigszins anders tegenover de dingen te staan, niet, ik herhaal het, omdat hijzelf, maar omdat die dingen veranderd zijn.
Na afloop van den eersten wereldoorlog kwam er een, in het algemeen volkomen gerechtvaardigde, critiek los op de samenleving, die zich overal democratisch noemde (welke precaire beteekenis men overigens aan dit altijd min of meer vage woord gaf). Die critiek groeide met de toenemende economische malaise, en leidde eindelijk tot het ontstaan van het fascisme in Italië. Het feit, dat dit van meet af aan op de meest oneerlijke wijze door de groote pers in alle landen werd weergegeven en bestreden kon voor de onpartijdigen de voortreffelijke elementen, die het behelsde, niet verdoezelen, en vervulde hen met een nieuwe hoop - die wel de laatste zal zijn geweest. Immers, na eenige glorieuze jaren, zette met de overwinning van het fascisme in Italië meteen het verval ervan in. En toen Duitschland met de caricatuur ervan, het verfoeilijke nazisme, ging meedoen (Duitschland, waarvan men, met omkeering van een bekend gezegde, kan zeggen, dat het alles bezoedelt, wat het aanraakt), toen was het hek van den dam en eindigde de laatste poging, die de wereld had kunnen redden (gesteld dat de wereld ooit te redden is) in een beestachtigheid, waarbij vergeleken de slechtste democratie nog een idylle was.