Het verlangen(1921)–J.C. Bloem– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] De Zieke Het licht is blank aan mijne kamerwanden: Op blanke lakens liggen als een schrik Mijn smalle polsen en mijn klamme handen, Die ik niet meer in kramp van angst verschik. Alleen mijn oogen leven en hun gangen Zijn immer, in een droefheid van gemis, Ter kleine wereld, die mij wordt omvangen Door de vier binten van mijn vensternis. Daar buiten tergen mij de wisselingen Van de getijden van den zomerdag. Uit ongeziene boomen hoor ik 't zingen Der vogels als een lokkend-wreeden lach. Gij hebt het schoon der luchten nooit begrepen, Hoe innig gij ook staardet naar hun spel, Sterken, wien paarden staan gereed en schepen: Ik ken den weemoed van de wolken wel. Vorige Volgende