De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw
(1979)–J.C. Bloem– Auteursrechtelijk beschermd69[Almelo, den] 27 Nov. '17
B.A. Wel bedankt voor de toezending van de boeken. En dan nog wel in een kistje, dat is in den tegenwoordigen tijd een koninklijke gave. Ik heb me dan ook gehaast het in de kachel te stoppen, zoodat ik mij, die me reeds zoo dikwijls aan je vriendschap heb gewarmd, me nu eens aan je hout dat heb gedaan. | |||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||
Heel veel nieuws heb ik je natuurlijk niet te schrijven. Er gebeurt hier niets oneentonigs. Ik zit diep in de put, in alle opzichten. Maar 't gekke is, daar kan ik nooit toe komen jou eens werkelijk over te schrijven, mijn hart eens voor je uit te storten. Waarom? Omdat er vrienden zijn, die ik nog meer vertrouw? Geenszins, ik heb maar één vriend, en die ben jij. Maar herinner je je nog wel, dat je mij eens geschreven hebt, dat de smart in jou geen stem kon vinden. Welnu, zoodanig is dat vermogen in je, dat het een soort van sfeer om je schept, en dat mijn smart in jouw aanwezigheid geen stem vindt, eigenlijk nog: van mij afvalt als ik bij je ben, en zij het ook in mindere mate, als ik je schrijf. Daarom ben jij de eenige mensch, die ik ooit ontmoet heb, die kon troosten. Want daarvoor is goede wil noch het diepste medegevoel voldoende. Het heeft er zelfs niets mee te maken. Maar het is alleen dat vermogen om iemand aan zichzelf te kunnen ontheffen, en dat is jouw domein. Daarom koester ik, zoolang ik je goed ken, het - zeer egoïstische - verlangen, dat je nog eens in dezelfde plaats zult gaan wonen als ik. Maar dan niet in Almeloo, dat mag ik je niet aandoen, want daar ging je vast en zeker dood. - Ik stuur je zooals je ziet, eenige gewenschte boeken hierbij. Kunnen ze in je taschje, dan zal ik dat doen, dan heb je dat meteen terug, anders moet je daar nog maar even mee wachten. Ik zal je zenden: de navolgende werken:
En, om aan je biografische honger te voldoen
en dan 2 zeer amusante werkjes:
| |||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||
Blad 1 van een brief van 2 juni 1917, door J.C. Bloem aan Aart
van der Leeuw
| |||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||
Mocht ik thuis rommelend nog meer ontdekken dan zal ik je dat ook nog sturen. Meer heb ik niet te vertellen. Wanneer zullen we elkaar weer eens zien? Groet Toos en Joh allerhartelijkst voor mij, en geloof mij
je geknauwde ongetrouwde vriend en vertrouwde Jacques |
|