De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw

59
briefkaart, verstuurd in enveloppe

Amsterdam

11 Mei 1917

Beste Aart.

Onze missieven hebben elkaar gekruist, zooals ik wel dacht. Gelukkig komt het goed uit, dat we beiden niet kunnen.²²⁷

Bij gelegenheid schrijf ik wel eens meer. Deze kaart dient alleen om me van een onverdienden blaam te zuiveren. Het stukje over je Herscheppingen ligt al sinds een maand bij de Groene op plaatsing te wachten.²²⁸ Het is het tweede stuk van een boekbespreking, waarvan het eerste stuk er al bijna 2 maanden ligt. Een paar weken geleden kreeg ik er proef van, maar geplaatst is het ook nog niet, niettegenstaande dat ik herhaalde malen op spoediger plaatsing heb aangedrongen. Je

227 Dit heeft betrekking op het voorgenomen bezoek aan Van der Leeuw; de brief of briefkaart, waarin Bloem dit bezoek afzegt is niet bewaard gebleven.

228 Zie noot 222.

[p. 122]

ziet dus dat de eenigszins gepiqueerden toon van je brief - die overigens, indien het zoo was, als je dacht, volmaakt gerechtvaardigd zou zijn - voorbarig was. Intusschen: sans rancune, hoor! Je kunt niet alleen een potje, maar geheele inventarissen bij me breken, dat weet je ook wel.

Doe mijn hartelijke groeten aan Toos en Joh, en aan Mevr. Verkade (ik zag haar in Américain op den middag van de Mattheüs-passion, maar ik geloof dat ze mij niet herkende)²²⁹ en geloof mij, met toegestoken vriendenhand

als steeds geheel je

Jacques

229 Mevrouw J. Verkade-Van Wulfften Palthe, de eerste vrouw van Eduard Verkade, was een vriendin van de vrouw van Van der Leeuw.