De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw
(1979)–J.C. Bloem– Auteursrechtelijk beschermd30Almelo. Dinsdag 5 October 1915
Beste Aart. Als groet uit Almelo laat ik heden je een roggebroodje sturen van een bakker hier, die daarom bekend is. Het is eigenlijk geen gewoon roggebrood, maar Pumpernickel. Je weet, dat Westfalen hierom beroemd is, en deze herinnering aan het Schurken volk zal voor je pro Mofsche gemoed ongetwijfeld de charme v/h geschenk zeer verhoogen. Ik hoop nu maar, dat je van roggebrood houdt: anders moet je mijn goede wil maar apprecieeren en met het brood de vogelen des hemels voeden. Hoe gaat het met je? Laat eens, al is het maar een briefkaartje, hooren hoe het er mee staat, ik ben er zoo belangstellend naar. Hartelijk dank voor het prachtige vers, en den brief, waarin je me dat stuurde. Ik vond het prachtig, en vooral tegen het eind groeiend in kracht en persoonlijkheid.Ga naar voetnoot137 Sedert eergisteren ben ik hier. Ik ben zeer goed overgekomen, en heb voor zoover ik weet niet de minste nadeelen van mijn reis ondervonden. Ik ga goed vooruit, kom aan de koffie en het eten aan tafel, maar lig nog 's middags in bed, sta laat op en ga vroeg naar bed - kortom ik rust uit. Den geheelen winter blijf ik nog hier, wel zal ik trachten af te studeeren, maar in een betrekking ga ik nog niet, hoewel ik uitzichten heb op een uitgeverij. Ik zou het zoo gezellig vinden als je eens bij mij kon komen logeeren, als ik wat verder ben. Zou dat niet gaan of ben je 's winters te zeer aan je huis gebonden? Het zou natuurlijk niet vóór de volgende maand zijn, dus niet in den mooisten tijd v/h jaar, maar dit is toch geen overwegend bezwaar. Schrijf mij daar ook eens | |
[pagina 79]
| |
over, en ook hoe het gaat met Toos en Joh. Doe hun mijn hartelijke groeten en geloof mij, na je allen het beste te hebben toegewenscht
steeds je vriend Jacques |
|