Mengelpoezy. Deel 1
(1839)–Francis Jozef Blieck– AuteursrechtvrijFrancis Jozef Blieck, Mengelpoezy. Deel 1. Messchert, Rotterdam / Jaspin Frères et soeurs, Kortrijk 1839
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: 9203 D 24
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Mengelpoezy. Deel 1 van Francis Jozef Blieck uit 1839.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (π2, π3, π6, 14, 20, 64, 90, 138, 142) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina π1]
MENGELPOEZY.
[pagina π5]
MENGELPOEZY
VAN
F.J. Blieck,
Lid der Maetschappy van Rhetorica te Dervick,
KORTRYK, BOEKDRUKKERY VAN JASPIN FRÈRES ET SOEURS.
ROTTERDAM, BY MESSCHERT, BOEKHANDELAER.
1839
[pagina 139]
INHOUD.
Voorwoord. | Bladz. I |
De belgen, beminnaers van kunsten en wetenschappen, Dichtstuk, met den gouden eereprys der brugsche maetschappy van tooneel- en letterkunde, onder kenspreuk: yver en broedermin, in den jare 1835 bekroond. | 1 |
Huldebloemtje, opgedragen aen den dichter Prudentius Vanduyse, ter gelegenheid zyner dubbele bekrooning te Gent en Zotteghem. | 15 |
Meimaend. | 16 |
De heilige dympna, historische romance, met den eersten eereprys der maetschappy van tael en letteroefening te Assenede, op den 24sten van Zomermaend van het jaer 1838 bekroond. | 21 |
Herkenbalds vonnis. (Te Brussel, omtrent 1020 ). | 31 |
Edward en Bertha. Romance. | 40 |
Het boetende landmeisje. Romance. | 44 |
Het landkerkhof door Thomas Gray. Navolging. | 49 |
De vondelinge. Gevolg naer Alex. Soumet. | 53 |
Melizeus zucht naer ada. | 55 |
Melizeus vaerwel aen ada. | 57 |
Melizeus opbeuring. | 61 |
Aen myn' jongsten broeder hendrik blieck, ter gelegenheid zyner wyding tot onderdiaken, bekomen te Brugge den 20sten Mei 1837. | 65 |
[pagina 140]
Aen myne jongste zuster. | Bladz. 71 |
De knagingen van een boos geweten. Dichtstuk, met den gouden eerepenning bekroond door de maetschappy van vaderlandsche tael en dichtkunde, te Oostende in haren letterstryd van 28sten Oogstmaend 1836. | 73 |
Oogslag op de jeugd, huppelend in 't veld. | 79 |
Kozaksche ballade. Vrye navolging. | 81 |
De lykproef. | 85 |
Het oordeel gods. Legende uit de 12e eeuw. | 91 |
De rots des vermaledyden. | 96 |
De kapucynerots. | 98 |
Tyroolsch gezang. | 100 |
De geneesheer te Kosma, | 103 |
De trouwe vriend. | 110 |
Op het afsterven van den heer J.B.J. Hofman, dichter en tooneelminnaer, overleden te Kortryk den 1en Oogst 1835, in den ouderdom van 77 jaren. Dichtstuk, bekroond met de vergulde medaille in den pryskamp, ten zelfden jare, uitgegeven door de koninklyke maetschappy van rhetorica, gezeid kruisbroeders binnen de gemelde stad. | 115 |
Aen mynen hooggeachten kunstvriend, Prudenties Vanduyse, in antwoord aen zyn dichtstuk, opgenomen in de Bydragen voor letteren, kunsten en wetenschappen, te Gent, 2de jaergang, bladz. 89. | 121 |
Omwentelingsdrift. Vry gevolgd naer Charles Donald. | 125 |
Triomf van 's lands onafhankelykheid; lotbestemming des vaderlands. bekroond met den tweeden eereprys in den nationalen dichtstryd, uitgeschreven by ministerieel besluit van den 21en Juny 1834. | 129 |