Parijsche verzen(1923)–Dop Bles– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Maison Dubois. Slaapliedje. ‘Je suis à Dubois dont on fait les cercueils’. Tristan Corbière dans une lettre à sa mère. De zuster is heen gegaan; 't is hallef acht, nu moeten wij slapen gaan, want voor ons is het nacht. De oogen sluiten, en heel stil blijven; buiten gaan, wie gezond mochten blijven. Wij waren eens één met dat groote Parijs. nu zijn we alleen, heel ver op reis. We zijn nu ziek in zieke lijven, een broos reliek, vol vreemd bedrijven. [pagina 41] [p. 41] De waakster wil dat wij niet klagen. en dat wij, stil, niet storen met vragen, want de slaap is zoo licht en wij allen zijn vrinden, die zich dicht bij elkaar, en ver van het leven bevinden. Wij wonen toch in zieke lijven, die nog heel lang hier moeten blijven. Hier blijven wij heel lang bijeen... zoo niet een sprei komt over het bed, en het bed gaat heen. Wij kennen elkaar uit onze klacht, en het gevaar dat ons hierheen heeft gebracht. - - - - - - - - [pagina 42] [p. 42] De oogen toe en niet meer zinnen; we zijn zoo moe en de nacht gaat beginnen. Zoo vele uren komen nu aan, zoo lang van duur en zoo traag van gaan. - - - - - - - - - - - - - - - - Zoolang het waaklicht zuiver brandt, schicht het een schaduw, hoog tegen de wand en is de nacht nog zwaar en diep, en tracht nog te slapen, wie nog niet sliep, zich te bevrijden van dorst en droomen, en van het lijden dat heel het lichaam heeft ingenomen. [pagina 43] [p. 43] Wij weten niet waarom die pijn en niet, waarom wij nog altijd levend zijn... - - - - - - - - - - - Als scheemring ragt langs het gordijn, dan gaat de nacht en vermindert de pijn en komt heel mat het eerste dagen als had het geen kracht, om 'et zonlicht te dragen. De waakster gaat dan welhaast heen en laat ons vreemd, in de dag die verscheen ...maar heel een nacht moet eerst beginnen, nu niet gedacht en niet meer zinnen, [pagina 44] [p. 44] de oogen sluiten en heel stil blijven; buiten ons, laat de koorts ons nu drijven. Vorige Volgende