Parijsche verzen(1923)–Dop Bles– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] VOOR JO [pagina 11] [p. 11] Parijsche verzen [pagina 13] [p. 13] De nacht. Dit is de nacht - - Nog hunkeren in volgehouden wacht de vrouwen bij 't lantarenlicht, dat, krankend op het honger bleek gezicht haar aanprijst als de winkelwaar, den laten, doelverloren wandelaar, die 't lonken van de vreugdelooze lach, in 't uur van leeg geworden dag verstaat. Aan beide kanten van de nu te breede straat, een muur van blinde eentonigheid waarachter ongekende woning leit, met menschen, in de slaap geborgen, totdat de morgen hen wekt met schemer vale zorgen, die doemen tot een nieuwen strijd. Nu is het uur van zaken doen voor haar, die schuifelt langs de muur in hoop, dat prooi zal naken, en na een zoen, die gratis wordt gekust, verdooving van de lust zal zoeken bij de walmende petrool, bij haren droeven staat van afgehuurd idool. [pagina 14] [p. 14] Haar vormen gingen, 't maagd'lijk mooi, de bruidschat van weleer, en wat haar bleef, het is niet meer dan toegedachte fooi. Zij noemt zich Carmen, omdat de armen, die zelf te leeg in 't leven hangen, voor zich een naam verlangen vol van gelezen droomen, die van hear eigen leven schijnen afgenomen. Haar vader was een man... de moeder had haar schoone oogen, zij weet niet, of het is gelogen, wat zij van beî verhalen kan. Haar oogen deden nimmer kwaad; zij gaat en doet haar plicht; het leven heeft het aldus ingericht dat zij - als 't avondt - in de straat moet dalen om daar het geld voor kamer en wat brood te halen, - een kamer en wat brood; zij wil niet dood, en in dees buurt is zij bekend en aan de straat en ellek huis gewend. [pagina 15] [p. 15] Nu is het nacht - - zij wacht, het hoofd gebogen de komst, die lichten doet de oogen met vreemde, helle gloed... omdat zij weet, dat zij verleiden moet. Dit is de nacht. Vorige Volgende