Verhandelinge van de opvoedinge en ziekten der kinderen
(1684)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina 323]
| |
I.DEese boomen groeyen in grooten overvloed in de Provintie Satsuma gelyk in Japan, veel gelijkende na onse Linde-boomen, van een schoone hoogte, vaste en swaare substantie, van een donkere roode koleur, gedrait met een groote menigte donkere strepen, zommige als een Walnoteboom van een bittere aromatijke smaak, en van een seer sterke reuk na het Jenever-hout gelykende: 't Welk in dat Koningrijk niet alleen gebruikt werd om Kabinetten en andere dingen te maken, maar zelfs is het bequaam tot het bouwen van Paleisen. Den zeer vermaarden Doctor Wilhelmus ten Rhyne, Medicyn, Kruidkender en Chymist van de Keiser van Japan, sond in't jaar sestien hondert vier en seventig uit Japan een tak van die boom over, ontrent een spanne lang, | |
[pagina 324]
| |
dun, rond, glad, een weinig donker van buiten, witachtig van binnen, van een aromatyke smaak, gelijkende na de Campher, op welke wiessen seven bladen overhands in ongelijke order gevoegt, met een dunne steel van een halve duim lang, tussen beide bruin en licht-rood, zijnde niet ongelijk aan de Laurier tot Leiden van fatsoen en groote, uitgenomen datse in't generaal scherp gepunt witter van onderen en van een fijnder substantie was, meerder over een komende met de okkernote bladen: door het midden van elk blad rood-geele ribben die door de zelve loopen; Van welke noch andere sichtbare aderen van de zelve koleur, die meer na den groenen hellende zyn, af komen, en door het blad heen lopen; Tussen dese wederom sekere fijne vezelen, die in de breete van het blad uitwassen, meest op de zelve wijse als de dwerse linien als in de Kaneel-boom bladen te zien is. Wanneer als deze bladen gestooten werden hebben zy een speceryachtige geur, zo datze zoo heet en dun van deelen zijn als de Campher. | |
II.Aangaande de bloemen, die groeyen op de einden van de takken, een ding, dunkt my, waardig gemeld te werden. Hier na volgt de vrugt (van welke Doctor ten Rhyne een quantiteit herwaarts gesonden heeft) van een veel aangenamer reuk als de bladen zijn, spruitende uit een klein | |
[pagina 325]
| |
langachtig huisjen, scherp gepunt aan de steel, welke bestaat uit kleine tengere veselen oft fibren, gelijkende na de Jenever-besien in fatsoen en groote. De schille oft bolster daar van is voor't meerder gedeelte bleek, doch in sommige swart oft bruin en rouw, onder welke een donker bruine neut is, niet heel hard, en binnen van een blinkend swarte koleur, hebbende een witte korrel, in tween gedeelt en vet, van een aromatike smaak, aangenamelijk de tonge streelende met een scherpigheid. Soo dat het klaar is dat deeze wonderlijke Boom (welkers kennisse eerst den verstandigen Doctor ten Rhyne aan Europa heeft mede gedeelt) aangaande zijn akerachtige oft liever besiachtige aromatike vruchten, en dat haare korlen in tween verdeilt zijn, aldernaast de Kaneel-boom oft Laurier-boom behoorde vervoegt te werden. | |
III.'t En zal dan niet ongevoeglijk zijn de Campher zelfs wat nader te besigtigen; Sommige zijn dan van gevoelen dat het een soort van Bitumen oft Lym is, achtende de zelve koud van deelen te zijn; Maar het is een hars van een heete en drooge hoedanigheid, dat genoegsaam uit zijn scherpe smaak blijkt, die zeer doordringend is, oliachtig van substantie, en om zijn zwavelige deelen lichtelijk aan de brand gaat, alhoewel het in vele qualen, gelijk als ontstekingen van d'Oo- | |
[pagina 326]
| |
gen, Roos, heftige Koorsen en andere gevallen een verkoelinge schijnt by te brengen, zoo dat door des zelfs gebruik de hitte somtyds gelijk als gesmoort werd, doch dat is meer door toeval dan door eigen kracht; by na op de zelfde wijze, als wanneer men eenig lid van ons lighaam gebrand heeft, men d'ontstekinge weder door de hitte van het vuur uithaalt, of aan een kaars; of gelijk als de hitte buitenwaars gedreven werd, en zoo de ziekte door de onmatige bytinge des pepers, en dat door dat middel de temperinge van het lichaam kouder is geworden: evenwel kan men 't vuur daarom niet voor koud houden, en dat de peper een koude vrugt is; ten zy we daar op sien, 't geen daar door werd uitgewrogt; En in dat geval soude sneeuw en ys niet koud te achten zijn, maar heet, want als men die wat in de handen houd, werden zy daarna gloeyende. | |
IV.Die gene welke de krachten van de Campher beschreven hebben, versekeren ons datze de natuurlijke vochtigheid opdroogt en de voortteelinge belet: echter is't aanmerkens waardig, dat menige Koopluiden, en die dagelijks de Campher rafineren, zeer vruchtbaar in Kinderen zijn, en ik geloove niet dat'er eenige exempelen zijn van Rafineerders die van eenig letzel ontrent de byeenkomste over de Campher geklaagt heb- | |
[pagina 327]
| |
ben. En evenwel kan het niet geloochent werden, dat'er sommige geweest zijn die haare kracht door de Campher verloren hebben (op de zelve manier als de Peper de hitte verdryft, gelijk boven reeds is aangeteikend) nochtans heb ik er andere gekend die deze Campher gebruikten om hare Venus-lusten te matigen, daar door meerder aangesteken wierden. Maar de constitutie is verscheiden, en daarom laat ik des zelfs bepaalinge aan de Medicyns, wiens werk dat is te betwisten. | |
V.Aangaande d'oorsprong van de Campher, en de manier van prepareren, kan men in het vierde jaar van de Miscellanea Curiosa Germanica nasien. Maar om den doorsnuffelenden Leser niet te kort te doen, zal ik het niet qualijk achten gedaan, d'eigenste woorden over te schrijven, die aan den zeer geleerden Doctor Arnoldus Sye onlangs Professor Botanicus tot Leiden geschreven zijn. ‘Ik hebbe aangaande de Campher verstaan van myn Heer Buchiljon, welke uit naam, van d'Oostindische Societeit eenige jaaren achter een in Japan President is geweest. Hy segt dat de Campher-boomen van langte zijn als onse Linde-boomen, en niet ongelijk van blad, en datze in Japan wel overal wassen, maar meest in de Provintie Satsuma. Wanneerse nu deze boomen hebben afgehouwen, graven zy de | |
[pagina 328]
| |
wortels uit, welke klein gesneden zijnde, zy in een kopere ketel smyten, op welke zy zoo veel waters gieten, dat de wortels fraeitjes bedekt zijn: boven op de Ketel leggen zy een stroyen hoed of deksel, dat boven spits toegaat; Dit set men dan op een klein vuurtjen, waar door de vlugge deelen van die wortel ontbonden werden, opklimmen en aan die geseide stroyen hoed met krystallen aan vast blyven hangen; Welke daar van afgedaan werd, en daar van gesuivert, en weder opgeset. Ja daar is zoo een overvloed van zulke boomen, dat het ongelooflyk is. Dezen voordeftigen Heer heeft my belooft daar van een nauwkeuriger verhaal te doen, met eenige andere zaken aangaande dit subject, als ook de Historie van de Borneesse Campher, welke van deze zeer verscheiden is.’ | |
VI.Vorders is het zeker dat de Campher geen Bitumen ofte lym is, maar een harst, die niet alleen gemaakt werd uit de Japanse Campherboomen, maar ook uit andere, gelijk als by den Heer Doctor Mattheus Sladus (na dat ik mijne observatien aangaande de Campher-boomen hadde aan de collegaas van de Academia curiosorum ingelevert) is getoont, in een verhandelinge geintituleert Recherches & Observations Natureles par Mons. Boccone in deze woorden aldus. | |
[pagina 329]
| |
VII.‘De Kampher van Borneo, welke meerder geacht en schaarser is dan de Japanse, bereid in het Eiland Borneo, uit een Boom die men aldaar Liono noemt, welke kleinder en dunder is dan die van Japan (welke somwijls zoo groot zijn als een Eike-boom) de Diameter van dese tronk is ontrent seven duim lang, is Sponsieus, niet veel ongelijker is het Pit van d'oude boomen. De trunk, als ook de schaft is onderscheiden met verscheide knodsen gelykende na de Pyn-boom. Se heeft een hoedaanigheid die aanmerkens waardig is, dat als de Sonne ryst en men het oor daar aan leid, daar een sterk geruis gemaakt werd; het welk een teiken is, datze met Campher vervult werd en voorzeggen dat het tyd is om haar te hakken. Dan zo hakken zy die af, zaagen hem in stukken en klieven het hout, laatende het in de Sonne droogen, en gedroogt zijnde, breken zy het in stukken, en haalen daar de Campher uit, dieze dan van zijn stof en vuiligheid wannen en siften; Indienze eenige stukken vinden die noch groot zijn, blyven die lichtelijk op de gaten van de sift leggen. Deze Campher verscheelt zeer veel van de Japanse, is ook veel kostelijker van prys, zijnde zeer klaar en doorluchtig, en in geenderlei wyze is zy onderworpen zig zelfs te consumeren en te vervliegen, gelyk de Japanze doet.’ | |
[pagina 330]
| |
VIII.Maar noch geven de Kaneel-boom-wortels die in Ceilon wassen een deftige Campher, waar van een verhaal is gedaan in het vierde jaar van de Miscellanea Curiosa; ('t welk my lang te voren is bekend geweest,) sedert welke Doctor Hermanus aan den Hoogwaardigen M. van Bevernig en Doctor Syen van Ceilon de Campher van de bast van de Kaneel-boom met eenig lymsel gesublimeert gesonden heeft; als ook de rauwe Campher oft het vlugge sout van de bast van de rauwe Kaneel-boom-wortel: Item de Campher van de bast van Kaneel-boom-wortels zonder yts daar by te doen gesublimeert te gelijk met de Olie van deze wortels, en het Water van de Kaneel-boom-bladen. | |
IX.Eindelik om de Historie des Camphers booms compleet te maken, kan ik niet verswygen de volgende Extracten aangaande d'onderscheiden der Campher, die my genereuslijk van den zeer voordeftigen Heer Doctor W. ten Rhyne is gecommuniceert in zijne observatien aangaande Japan. | |
X.‘Wat aangaat de Campher hare plaatsen daarse groeit, is voornamelijk verdeeld in die van Japan, Borneo en Sumatra; Doch d'eene soort | |
[pagina 331]
| |
is beter als d'andere; So dat in Japan en China wel een heele Picol dat is 125. pond van de Japanse voor een pond en een quart Bornesche oft Sumatersche werd betaalt, en dat om zijn Medicynale krachten (maar 't gebruik is een yeder niet bekend) doch d'eene is noch veel beter als d'andere. De Hollanders en andere volkeren van Europa, hebben die Japanse Campher alleen in't gebruik, welke zy verkeerdelijk meinen datze onvruchtbaarheid veroorzaakt, want ik verscheide Rafineerders van Campher kenne, die veel Kinderen hebben. Se is ook goed gedaan in smeeringen, Pleisters, stovingen, &c. Nog kan ik niet wel de ware reden weten waarom de Japonesen zo een grooten estime hebben voor sommige soorten van Campher; sy seggen my dat het waarlyk een groot Cordiaal is, en seer goed in oog-waters gedaan, voor de ontstekinge der oogen; evenwel ben ik noch niet met deze reden voldaan, want deze volkeren zijn zo plomp niet, datze haar geld om niet zouden geven. Die van Japan hebben zelfs zo weinig achtinge van haar eigen Campher, datze die niet willen maken; ten zy men al een considerable menigte al een jaar te voren besproken heeft.’ | |
XI.‘Maar aangaande de manier en wyse van te prepareren geschied door koken en branden uit | |
[pagina 332]
| |
het hout van de Campher-boomen, van welke zy liever Kisten en Cabinetten maken, als om in de Medicyne te gebruiken; Hier door is het bedrog van de Zeelanders klaarblykelyk, welke de beste Campher van Borneo gekregen hebbende, zenden het weder te rugge na Indien, prefererende die van Japan boven deze, als zynde suiverder, en alhoewel we het van de zelfde koleur, fatzoen en gewicht maken met de Japanse, nochtans willen haare Droogisten en Medicyns het liever tegenspreken als vervalzen. Want zedert dat hondert pond van beide soorten van Campher in de opene locht zijn gelegt geweest, is de Japanse binnen de zes jaaren of minder geheelelyk vervlogen, daar de Borneese nauwlijk zes pond verlooren had; Maar de bladen van de Japanse Campher gevreven ofte gekaauwt zijnde, geeft een goede geur, die krachtig is, maar de kracht daar van is te vlug, en zijn Gom niet te vergelyken by die van Borneo; Doch die van Sumatra overtreft alle andere, en indien ik niet misleid en ben, zo drupt'er op zekere tyd van het jaar mede deze Gomme uit, gelijk als die van Borneo, en andere Gommen; Het welk uit de rijkste boomen geschied, dat d'Inwoonders aan zeker geraas kennen, die ze in de boomen hooren, wanneer die Gommen uitloopen.’ Eynde des Laatsten Deels. |
|