Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
(1698)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina 589]
| |
blaadjes staan drie by malkanderen, zynde yder hartjes-gewys gesneden, rustende als met een driehoek op een dun tenger steeltjen; sy zyn uit den geelen groen, en hebben een aangename suure smaak. De bloemtjes staan mede op steeltjes, zyn vyf-bladig, sters-gewys, met eenige veseltjes van binnen, van koleur wit: daar na volgen vyf-hoekige zaad-bolletjes, van groote als een peper, vervult met klein geel zaad. De wortel is dun, bruin, krom en veselagtig. Een tweede heeft dunne, blinkende en rosse steeltjes: de bloemtjes geel: de zaad-huisjes dun en lang-rond, met heel klein zaad, dat ros en plat is. Men vindse beide in koorn-landen, moes-hoven en tuinen, konnende qualyk uitgeroeit werden, alsoo het als een onkruid ligtelyk voortkruipt. Het bloeid in de voortyd, en de wortel blyft des Winters over. Het is dienstig en kan gebruikt werden als de gemeene zuuring, maar is soo sappig niet. Men noemt het ook Luyula en Aleluya. |
|