CCCXVIII. Hoofd-stuk. Millefolium Aquaticum, Viola Aquatica, Water-duisend-blad, Water-Violieren.
ALle de soorten van duisend-blad zyn aan hare bladen kennelyk genoeg, rysende met dunne veselen uit de slyk van de Slooten opwaarts tot boven het water. De bladen zyn van maaksel verscheiden. D'eerste heeft korter en haars-gewyse blaadjes, gelyk als van Venkel byna boven met kroontjes. De andere heeft bloemtjes aan de knoopen der bladen. De derde is geblaad als de paarde-staart, met een bloote steel, met vyfbladige witte bloemtjes, Water-Violen genaamt, zynde aangenaam van reuk: waarvan nog een tweede soort is. Nog is 'er een vyfde met venkel-wyse bladen, hebbende bloem en hoofdjes als van Hane-voet. Een sesde heeft bladen als van Averuit, hebbende witte bloemtjes, van bloem, hoofdjes en zaad de water Hane-voet gelyk; een sevende heeft veer-wyse bladen en geaart. En een achtste is gehoornt.
Alle dese soorten wassen in het water in de Duinen, Rivieren, stilstaande Slooten, Vyvers, enz. en bloeijen in 't laatst van Lente en voorts de meeste somer door. Van dese soorten heeft men 'er ook die in de Zee groeijen.
Het is van deelen, kragten en gebruik, als dat van Kroost en Water-linsen.