grys, en wollig vyfkantig kelkjen. De koleur is gloeijend en purper-rood, of wat bleiker, wit, of lyf-verwig, ook van binnen rood, en van buiten wit: ook met dubbele bloem. In 't midden heeft men verscheide uitstekende draadjes als puntjes: na de bloemtjes komen ronde langwerpige zaad-huisjes, met klein bruin zaad. De wortel is dun en met veseltjes behangen.
Men vindse hier alleen in de bloem-hoven, en bloeijen in 't begin van de Somer.