CXI. Hoofd-stuk. Carduus Mariae, ofte Onser Vrouwen-Distel.
DEse werd mede genaamt Carduus Lacteus, ofte Melk-Distel, want men versiert dat de Maagt Maria haar melk op die Distel heeft laten druppen. Sy heeft groote, breede, lange, wyd uitgespreide, redelyk diep gekartelde bladen, die met harde, vry scherpe doornen rontom beset zyn: sy zyn glad, effen, blauw-groen, hebbende veele witte strepen, en als daar mede doormarmelt, cierlyk om te sien, en werd daarom in de Hoven geplant, en in potten voor Apothekers vensters geset. De stam is somtyds dikker als een duim, waar uit verscheide gestreepte takken voortkomen, mede met kleinder stekelige bladen beset: dit gewasch is van een paar voeten hoog, maar soo het op een goede grond staat, krygt het wel de langte van ses voeten, ja wel van vier ellen. Op het opperste komen groote doornagtige en schubagtige bollen, welkers bloem violet purper is, bestaande uit veele draadjes, en niet onaangenaam van reuk: hier na volgt een wit en wolagtig hair, onder welke de zaden zyn, bruin, dik en wat langagtig, byna die van de Sonne-bloemen gelyk, dog soo lyvig niet. De wortel is dik, matig diep in d'aarde sinkende, wit en met eenige veselen behangen.