vermindert, welke dan kragtiger tegen de geperste vliesen aanslaande, ook beter gevoelt werd, als doe de vliesen ruim waren.
Hier uit ontstaat mede al de roodheid van de geswellen, want als het bloed trager voortgaat, blijft'et in dat deel meerder stil staan, waar by een broyinge komt, die het bloed en de reeds verstopte vogten doen gloeyen en heet werden.
Het onderscheid der geswellen hangt hier alleenig van af, dat d'eene soort van pijpjes veel wyder oft enger sijn als d'andere, na datse een soort van vochten moeten voeren, want d'eene is een melk, d'andere wat wateriger, een derde wat jeu en lilagtig, en soo voorts: soo dat na dese verscheide verscheidentheden van pijpen en sappen, ook verscheide soort van geswellen en ontstekingen moeten ontstaan.
Noch was hier wat te seggen wegens de koors, maar dewijl ik in de angina en pleuritis sulx te voren heb afgehandelt, sullen wy de leerling daar na toe senden.
Soo het nu gebeurt dat de sappen in eenig lid van ons lighaam beginnen stil te staan, begint dat deel te sterven, 't welk men gangraena oft heet-vuur noemt; als het deel nu gansch verstorven is, noemt men het koud-vuur oft sphacelus. De oorsaken daar van sijn voor eerst verstoppingen, drukkingen van vaten, door eenige geswellen, afsnijdingen der vaten en al diergelijke dingen, welken den loop des bloeds onderscheppen. Hier door moet het bloed stollen, en het deel geen nieuwen doortogt van vochten krygende, moet sterven, even als een boom uitgaat, door gebrek van water.
De kanker verscheelt mede van het vuur oft gangraena nergens anders in, als dat het een verstervinge der klieren is, en het andere een verstervinge van vleisige deelen, even als een caries ossis mede een verstervinge van het been. Alsoo seg ik dan is de kanker