Neen, ik zat daar op een dure plaats naar te kijken met de dood in m'n hart... en niet alleen met de dood in m'n hart omdat die vertoning mijn zo hooggestemde opvattingen over liefde ridiculiseerde, maar ook nog om iets heel anders. Ik zat daar namelijk niet in mijn witte katoenen bloesje, niet in mijn eigen burgerlijk nette kleren die me precies gaven zoals ik was, een schamel meisje.
Mijn tante Louise had heel hartelijk wel, maar toch met een dictatoriale koppigheid, voor deze bijzondere avond van me proberen te maken wat ze altijd zo graag in me had willen zien: een mondain meisje, hooggehakt, fraai gekapt, in een kanten jurk met decolleté, met om de hals een parelsnoer, met mitaines tot aan de ellebogen, met een miniem avondtasje op de schoot. Waarom had ik me die maskerade laten aanleunen? Dat was mijn wezen niet en wat ze van me wilde maken betekende dat meer dan ik zelfwas?
Ik zat stuurs van verlegenheid en opstandigheid op mijn dure plaats en in de pauze weigerde ik mee te gaan naar de foyer; ik vertikte het spitsroeden te lopen op die wankele hoge hakken, geen raad te weten met mijn figuur, met mijn avondtasje, met de corsage die de jongeman in ons gezelschap me met ironische hoffelijkheid, dacht ik, had aangeboden en die zo raar scheef op mijn kanten jurk gespeld zat.
Ik bleef dus zitten waar ik zat, alleen, en op dat moment legde ik een dure eed af. Ik zweer, fluisterde ik me zelf toe, dat ik voor de rest van mijn leven zo zuiver en zo moedig mogelijk me zelf zal proberen te zijn... ook anderen zal ik nooit in de weg staan om op hun beurt zichzelf te zijn... Dat was een uiterst belangrijk voornemen, want een paar uur later legde ik mijn maskeradepakje af en begon ik dat