| |
| |
| |
Nawoord en verantwoording
In 1980, enkele jaren na de dood van Corrie en Jan Lührs, de zuster en zwager van de schrijfster, werd Anna Blamans literaire nalatenschap aan de zorg van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum toevertrouwd; toen kwamen negen, naar ik vermoed deels in dag- of weekblad gepubliceerde maar tot dan toe onbekende, prozastukken aan het licht, welke uiteraard geen deel konden uitmaken van de in 1978 verschenen bundel nagelaten prozastukken, Fragmentarisch. Een drietal (‘Liefde zonder genade’ en twee titelloze stukken) was onvoltooid gebleven.
Ik heb besloten deze fragmenten niet in Droom in oorlogstijd op te nemen. Mogelijk krijgen zij een plaats in het Verzameld werk van Anna Blaman. Drie andere, wel voltooide, verhalen die opdoken (‘Veertig’, ‘Jacques en de voorzienigheid’ en ‘Wonderen op 5 December’) heb ik niet opgenomen, omdat zij te zeer de beperkingen vertonen die gelegenheidswerk kenmerken. Ook deze verhalen kunnen uiteraard een plaats krijgen in het Verzameld werk.
De drie resterende verhalen die uit Blamans nalatenschap te voorschijn kwamen, zijn in deze bundel opgenomen: het titelverhaal ‘Droom in oorlogstijd’, ‘Neen Christina’ en ‘Gouden Mina’. In de collectie van Struyker Boudier bleken in fotokopie de typoscripten te berusten van ‘Silvia Verhagen’ en ‘In naam der wet’, die eveneens deel uitmaken van deze bundel. Aan de vijf genoemde verhalen heb ik twee in ieder geval wel gepubliceerde, maar vrijwel onbekende (in de bestaande bibliografieën staan ze in elk geval niet | |
| |
vermeld) verhalen toegevoegd: ‘Een autobiografie’ en ‘Wonderboek der herinnering’.
Ellen Warmond verklaarde tegenover mij dat zij over ongepubliceerd werk van Anna Blaman beschikt, maar dat zij niet in de gelegenheid is dat uit haar grotendeels ongeordende archief op te diepen. Afgezien van dit werk is nu al het ongepubliceerde scheppende proza van Anna Blaman boven tafel gekomen, zo meen ik, met enige schroom, te kunnen stellen. Mijn schroom komt voort uit de overweging dat dergelijke uitspraken, ook al ben je systematisch en uiterst zorgvuldig te werk gegaan, nogal eens door de feiten worden gelogenstraft. Het niet geringe voordeel van het geheel onverwacht opduiken van onbekend werk - en dit als troost - is dat een in biografisch en literair opzicht boeiende bundel kan verschijnen. Droom in oorlogstijd is zo'n bundel. De titel is niet toevallig die van de gelijknamige novelle; deze novelle is niet alleen het omvangrijkste verhaal, maar ook veruit het beste.
Aan de eerste twee verhalen, ‘Een autobiografie’ en ‘Droom in oorlogstijd’, zal ik wat ruimer aandacht besteden; de overige voorzie ik slechts van zeer summier commentaar.
| |
Een autobiografie
Het eerste verhaal van deze bundel, dat ik de titel ‘Een autobiografie’ heb meegegeven, verscheen zonder titel als de vierendertigste autobiografie in de door Benno J. Stokvis samengestelde en ingeleide bundel De homosexueelen. 35 Autobiographieën (1939). Stokvis stelde zich met zijn boek ten doel ‘de haat en onwil, afkeer en verachting, domheid en onrecht van de wereld tegen homosexualiteit tegen te gaan’. Een aantal elementen uit deze evenals alle andere bijdragen anoniem verschenen ‘autobiografie’ was voor Myriam Everard aanleiding in een artikel in het januari-nummer van het lesbisch-cultureel tijdschrift Diva (1984) te concluderen,
| |
| |
dat de tekst aan Anna Blaman moest worden toegeschreven. Met het doorslaggevende feit dat zich in de letterkundige nalatenschap - die, zoals gezegd, in de collectie van het Letterkundig Museum opgenomen is - een typoscript bevindt dat nagenoeg identiek is aan de onderhavige ‘autobiografie’, bleek Everard niet bekend. Voor mij was dit aanleiding om dat, eveneens titelloze, typoscript, onder de weinig verrassende, maar wel de inhoud dekkende titel ‘Hansie’ in het tijdschrift WAR (1984) te publiceren.
Anna Blaman debuteerde in april 1939 officieel in het tijdschrift Werk met het verhaal ‘Romance’. Stokvis' verzamelbundel verscheen in augustus van datzelfde jaar. De ‘autobiografie’ is dus een zeer vroege tekst en is om deze reden, maar ook en vooral wegens de persoonlijke aard ervan van belang. Overigens dient de term ‘autobiografie’ in dit verhaal met de nodige terughoudendheid gebruikt te worden, want het levensverhaal van Hansie wijkt in sommige opzichten af van wat bekend is van Anna Blamans biografie. Ik heb de tekst in deze bundel dan ook de titel ‘Een autobiografie’ meegegeven. Blaman heeft mijns inziens met deze ‘autobiografie’ niet in de eerste plaats haar eigen leven willen beschrijven, maar eerder een min of meer representatief levensverhaal van ‘de’ lesbische vrouw willen geven, daarbij - uiteraard - wel gebruikmakend van haar eigen ervaringen.
In december 1952 hadden Anna Blaman en S.F. Witstein (1920-1978) het plan opgevat om op basis van autobiografieën van lesbische vrouwen, die speciaal op Blamans en Witsteins verzoek geschreven zouden moeten worden, een ‘literaire beschouwing over de lesbische vrouw’ te verwezenlijken. Over het boek dat hun voor ogen stond schreef Anna Blaman aan S.F. Witstein: ‘[...] het wordt geen wetenschappelijk werk, [...] maar een duidelijk boek dat de sociale functie heeft (hopelijk kán hebben; dat ligt aan wat we binnen krijgen) al wat wij als misverstanden zien aan te tonen.’ Voor zover ik heb kunnen nagaan, hebben Blaman | |
| |
en Witstein een dergelijk boek nooit geschreven. Jammer, want het werk zou waardig aangesloten hebben bij het levensverhaal van Hansie. Dat verhaal diende immers, onderdeel uitmakend van het boek van Stokvis, eerder een sociaal dan een literair doel.
| |
Droom in oorlogstijd
De novelle ‘Droom in oorlogstijd’ schreef Anna Blaman in 1943, hetzelfde jaar als waarin clandestien het verhaal Ontmoeting met Selma verscheen in de Schildpad-reeks van Jaap Romijn. Op 30 december 1948 schreef zij aan Emmy van Lokhorst: ‘Nu sluit ik hierbij in twee novellen die ik allang had liggen. Ik geloof dat ik de kortste “Een droom” beter vind dan “Droom in oorlogstijd”. Mocht je ze geen van beide geschikt vinden, dan stuur ik zo spoedig mogelijk voor een volgende Ad Interim-nummer iets. Overigens is het wel een “dromerige” geschiedenis. Enfin, kijk maar eens, lieverd, of je met een van die twee iets beginnen kunt. (ikzelf kijk altijd met bijna iets van weerzin terug op wat ik eenmaal schreef).’
De redactie van Ad Interim, waarin behalve Emmy van Lokhorst onder anderen Jaap Romijn zitting had, koos voor het januari-nummer (1949) het verhaal ‘Een droom’, dat onder de titel ‘Zonder honger, zonder medelijden’ in de postuum verschenen verzamelbundel Verhalen (1963) opnieuw werd gepubliceerd.
Jaap Romijn schreef mij op 2 maart 1985 zich nog te herinneren, dat Anna Blaman ‘Droom in oorlogstijd’ in kopij meebracht toen ze bij hem in 1943 Ontmoeting met Selma kwam signeren: ‘Lang na de oorlog, ja na Anna's overlijden [1960] heb ik mij verbeeld dat ik gedroomd had dat zij het verhaal geschreven en mij getoond had. Ik vond het namelijk hoogst eigenaardig dat het nooit was verschenen, want ook ik herinnerde het mij als (buitengewoon) goed. Uw telefoontje was dus een verrassing. Overigens had zij het | |
| |
volkomen spontaan en niet op mijn aandringen geschreven, waarschijnlijk getroffen - ja, dat weet ik wel zeker, door het schrijnende van de werkelijke gebeurtenis. Ik vermoed, maar dat weet ik weer niet geheel zeker, dat die werkelijkheid publicatie van het verhaal, in die tijd, uitsloot.’
De grote waardering van Romijn voor ‘Droom in oorlogstijd’ heeft er niet toe mogen leiden dat deze novelle in Ad Interim werd gepubliceerd, hoewel zeker niet uitgesloten moet worden, dat Romijn het verhaal in zijn hoedanigheid van redactielid van Ad Interim nooit onder ogen is gekomen. Zoals gezegd: Anna Blaman zond de verhalen ‘Een droom’ en ‘Droom in oorlogstijd’ bij brief van 30 december 1948 aan Emmy van Lokhorst en al in januari 1949 werd het eerstgenoemde verhaal gepubliceerd. Het is dus mogelijk dat alleen Emmy van Lokhorst en niet de gehele redactie de twee verhalen heeft beoordeeld en, wat ‘Droom in oorlogstijd’ betreft, negatief heeft beslist.
Op de mogelijke feitelijke gebeurtenissen waarop ‘Droom in oorlogstijd’ gebaseerd zou zijn, zal ik niet nader ingaan. Eén opmerking wil ik daarover wel kwijt: zelfs indien deze novelle geheel en al fictief zou zijn, dan nog zou publikatie tijdens de oorlog uiterst problematisch zijn geweest. Alleen al het fragment waarin de student uitroept, dat ‘een Hun in leven een krankzinnige [is] die concentratiekampen bouwt, zijn medeschepselen steriliseert en gijzelaars, onschuldigen, de besten, in z'n botte represailledrang tegen de muur zet’ zou ongetwijfeld tot enorme repercussies voor Anna Blaman aanleiding hebben gegeven.
| |
Overige verhalen
‘Wonderboek der herinnering’ verscheen in september 1948 in het Rotterdamse weekblad DP (redactie: Mr. A. Stempels, W.A. Wagener en G. Zalsman; redactiesecretaris: Alfred Kossmann), dat slechts een kortstondig leven was beschoren. Het blad wilde ‘bewijzen dat Rotterdam | |
| |
niet de geest- en cultuurloze stad is waarvoor men haar uitscheldt’.
In het ongedateerde verhaal ‘Neen Christina’ wordt de troost die het christendom de mens in het aardse tranendal te bieden heeft als vals ontmaskerd. De hoofdpersoon Christina is verwant aan de Christina uit Op leven en dood, Blamans in 1954 verschenen roman.
‘Silvia Verhagen’ en ‘In naam der wet’, beide eveneens ongedateerd, zijn mij in fotokopie door Henk Struyker Boudier ter beschikking gesteld. Corrie Lührs had hem de originelen uit Blamans nalatenschap nog vóór 1966 ten behoeve van zijn doctoraalscriptie afgestaan. Het is mij niet bekend waar de originelen zich thans bevinden, als ze al bewaard zijn gebleven. Struyker Boudier zei te vermoeden dat de twee bedoelde verhalen niet gepubliceerd zijn. Ook ik heb ze in de tijdschriften en dag- en weekbladen die ik heb geraadpleegd, niet aangetroffen. Maar de mogelijkheid dat deze twee verhalen wel gepubliceerd zijn moet allerminst worden uitgesloten. De verhalen immers - en hetzelfde kan opgemerkt worden ten aanzien van ‘Neen Christina’ en ‘Gouden Mina’ - zijn slechts in doorslag bewaard gebleven en zijn in geen geval resultaat van een niet te beteugelen scheppingsdrang. Ze lijken eerder in opdracht van dag- of weekblad geschreven.
‘Silvia Verhagen’ is wat de strekking ervan betreft - populair gesteld: ‘Geld maakt niet gelukkig’ - verwant aan Blamans stukje ‘Droom van en over miljoenen’, verschenen in de rubriek ‘Vrij Spel’ van Het Vrije Volk van 30 december 1955 en gebundeld in Anna Blaman over zichzelf en anderen (1963), dat in 1977 herdrukt werd onder de titel Mijn eigen zelf. ‘Droom van en over miljoenen’ eindigt met de volgende alinea: ‘Maar essentieel zou er naar mijn beste weten niets veranderen: ik zou tranen storten om hetzelfde (dezelfde) als nu, en ik zou waarlijk gelukkig zijn met hetzelfde (dezelfde) als op dit ogenblik. En zo zie je maar weer hoe je tot een oerbanale slotsom kunt geraken: geld is ook niet alles.’
| |
| |
‘In naam der wet’ is, in overeenstemming met veel ander werk van Anna Blaman, gesitueerd in een pension, waar de contactarme mens volkomen op zichzelf is aangewezen. Karakteristiek is ook de begripvolle en zorgzame figuur van de hospita.
| |
Datering
De datering van de verhalen is moeilijk vast te stellen. Slechts ‘Een autobiografie’ (1939), ‘Droom in oorlogstijd’ (1943) en ‘Wonderboek der herinnering’ (1948) zijn met zekerheid te dateren.
Van ‘Neen Christina’ en ‘Gouden Mina’ zijn alleen de typoscripten in doorslag bewaard gebleven. Vergelijking van het papier met dat van andere doorslagen van verhalen waarvan het verschijningsjaar wel vaststaat (variërend van 1939 tot 1941), lijkt erop te wijzen dat deze twee verhalen omstreeks 1940 zijn geschreven. Maar zeker is dat niet, vooral omdat de hoofdfiguur uit ‘Neen Christina’, zoals ik eerder opmerkte, overeenkomst vertoont met de Christina uit Op leven en dood (1954).
De verhalen ‘Silvia Verhagen’ en ‘In naam der wet’ kwamen mogelijk in de eerste helft van de jaren vijftig tot stand, hoewel ik voor deze veronderstelling slechts een zweem van echt bewijs kan aanvoeren. Het typoscript (lettertype en formaat van het papier) en de toevoegingen in handschrift geven mij aanleiding tot deze veronderstelling.
| |
Verantwoording en notities
De beslissing om na de dood van een schrijver werk uit te geven waarvan deze blijkbaar zelf meende dat het niet voor publikatie in aanmerking kwam, is net zo moeilijk als de beslissing om dat werk ongemoeid te laten. Het is een aloude discussie waarin even zovele argumenten voor als tegen naar voren gebracht kunnen worden. Ik hoop in ieder geval | |
| |
de Blaman-studie - de nalatenschap van Anna Blaman behoort tot de meest geraadpleegde collecties van het Letterkundig Museum - met de bijeengebrachte zeven verhalen een dienst te hebben bewezen.
De literaire rechtvaardiging van Droom in oorlogstijd kan vooral gevonden worden in het sfeervolle, voor Anna Blaman zeer karakteristieke titelverhaal. Tegen de achtergrond van een onbedoelde moord op een Duitse soldaat beschrijft en analyseert de schrijfster, onder het motto ‘Wie leeft maakt schuld’, op indringende wijze een wirwar van gevoelens: de begeerte van Van Dries voor de ‘zinnelijke blonde, blanke vrouw’ én zijn liefde voor zijn echtgenote Dina en het verlangen van de student (‘een eenzame machteloze oproerling’) dat zich lijkt te richten op Dina, wier levenssfeer ‘goed en rustig’ is en ‘heldere contouren’ heeft.
Tot slot verantwoord ik deze editie, voorzie ik de verhalen van bibliografische notities en verstrek ik enkele gegevens betreffende de typoscripten, die voor zover niet anders vermeld, bij de collectie van het Letterkundig Museum berusten.
De tekst is aangepast aan de thans geldende spelling. De directe rede heb ik geüniformeerd door het gebruik van enkelvoudige aanhalingstekens. Evidente spel- en/of typefouten heb ik stilzwijgend verbeterd; eveneens heb ik in een zeer gering aantal gevallen om wille van de leesbaarheid een komma geplaatst waar deze niet in het basismateriaal staat.
Slechts in een drietal gevallen heb ik een ingrijpende wijziging in de tekst aangebracht: ‘betogingen’ veranderde ik in ‘betogen’ (p. 22), ‘euphoristische’ in ‘euforische’ (p. 59) en ‘verongelukt’ in ‘verongelijkt’ (p. 71). In het eerste en derde geval betreft het een blijkens het zinsverband verkeerd gekozen woord, in het tweede geval een contaminatie van ‘euforische’ en ‘eufemistische’.
| |
| |
Een autobiografie
De hier afgedrukte tekst verscheen als de (titelloze) vierendertigste autobiografie in De homosexueelen. 35 Autobiographieen. Verzameld en ingeleid door Benno J. Stokvis. Lochem, [1939], p. 174-181. Het niet complete typoscript van dit verhaal, dat in doorslag bewaard is gebleven en acht bladen telt, is, gezien de modernere spelling, van latere datum en werd door mij, voorzien van een nawoord, gepubliceerd in WAR. Tijdschrift voor arbeidersliteratuur, jg. 5, afl. 27, mei 1984, p. 55-72.
Droom in oorlogstijd
Zowel het typoscript als het doorslag daarvan, elk vijftien bladen tellend, zijn bewaard gebleven. Het gesigneerde en gedateerde (1943) typoscript, dat in deze editie gevolgd is, is door Anna Blaman voorzien van correcties in zwarte en groene inkt. Het grootste deel van deze correcties is eveneens in het doorslag aangebracht.
Wonderboek der herinnering
Werd gepubliceerd in het Rotterdams weekblad DP, jg. 1, afl. 2, 18 september 1948, p. 7.
Neen Christina
Doorslag typoscript, vier bladen. Met aantekening in potlood van Anna Blaman.
Gouden Mina
Doorslag typoscript, vier bladen.
Silvia Verhagen
Gesigneerd doorslag van typoscript in fotokopie, drie foliobladen. Met correcties in handschrift van Anna Blaman. Archief Henk Struyker Boudier.
| |
| |
In naam der wet
Doorslag van typoscript in fotokopie, vier folio-bladen. Met correcties in handschrift van Anna Blaman. Archief Henk Struyker Boudier.
Aad Meinderts
|
|