Zes versjes(ca. 1925 )–Henriëtte Blaauw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] 1. Zonnetje, waar blijf je toch? Zon - ne - tje, waar blijf je toch? 'k Wou je e - ven spre - ken, Zeg je hebt een hee - le week Niet door't raam ge - ke - ken. Zon- ne - tje, waar blijf je nou? 'k Vind je wel een beet - je flauw. Zon - ne - tje, toe zon - me - tje, 'k Moet je heusch wat vra - gen, Moe-der is zoo zick, zoo zick, Al ver-schei-den da - gen. Als jij eens om 't hoek - je keek, Was ze stel - lig niet zoo bleek. Zon - ne - tje, zeg, hoor je 't nu? Ik ver-wacht je mor - gen, En we zul - len saam - pjes dan Moe-der - tje ver - zor - gen. Jij gaat in de ka - mer staan, Dan breng ik de drank - jes aan. Vorige Volgende