59. De goede Koop.
Een boer had een koe naar de markt gebracht en voor zeven daalders verkocht. Op den terugweg moest hij een vijver voorbij en daar hoorde hij hoe de kikvorschen reeds van verre riepen: ‘Ak, ak, ak, ak!’
‘Ja,’ redeneerde hij bij zichzelf, ‘die schreeuwen er ook maar op los. Zeven daalders heb ik ervoor gehad, geen acht.’ Toen hij den waterkant bereikte, riep hij hun verontwaardigd toe: ‘Domme dieren, die je bent, je hebt het glad mis. Zeven daalders zijn het er, geen acht.’
Maar de kikvorschen bleven roepen: ‘Ak, ak, ak, ak!’ - ‘Vervelende snuiters,’ bromde de boer, ‘wanneer jullie het niet gelooven wilt, kan ik het je vóórtellen. Hij haalde het geld uit zijn broekzak en telde de zeven daalders voor hen uit. De kikvorschen hielden echter voet bij stuk en riepen opnieuw: ‘Ak, ak, ak, ak!’
‘Uilskuikens!’ riep de boer woedend uit, ‘wilt ge 't nou beter weten dan ik, telt dan zelf,’ en hij wierp de zeven daalders midden in 't water. Hij bleef staan en wilde wachten, totdat ze klaar waren en hem zijn eigendom zouden brengen, maar de kikvorschen bleven hardnekkig bij hun besluit en schreeuwden steeds door: ‘Ak, ak, ak, ak!’ En ze gaven het geld niet terug, hoe dringend de boer er ook om vroeg. Hij wachtte nog een goed poosje, tot de avond kwam en toen hij naar huis moest, schold hij de kikvorschen uit en riep: ‘Jullie waterspringers, dikkoppen en groenrokken, praatjes heb je allemaal en je schreeuwt iemand de ooren doof, maar zeven daalders tellen kunt ge niet. Meen je soms, dat ik blijf wachten tot je klaar bent? Hij schold en dreigde, maar de kikvorschen stoorden zich nergens aan en kwaakten nog harder: ‘Ak, ak, ak, ak!’ Ze hipten nog een heel eind achter hem aan, zoodat hij in een allesbehalve goede stemming thuis kwam.
Een poosje later verhandelde hij weer een koe, welke hij slachtte; hij berekende, dat, wanneer hij 't vleesch tegen een goeden prijs verkocht, hij