56. De Schatgravers.
Hoort, kinderen!’ sprak een ziek man, die door den wijnbouw veel geld had verdiend; ‘in onzen berg ligt een schat; graaft daar maar naar.’ - ‘Op welke plaats?’ vroegen allen. ‘Zeg ons de plaats!’ - ‘Graaft! Graaft!’ en met deze woorden stierf hij.
Pas was de grijsaard naar 't kerkhof gebracht, of daar werd dag en nacht gegraven. De wijnberg werd met spaden, schoppen en houweelen geheel omgewoeld, geen steen, geen blok hout bleef op zijn plaats liggen. Er werd echter geen schat gevonden, en dus dachten ze, dat zij bedrogen waren.
Toen nu echter de volgende herfst kwam, zag men met verbazing dat iedere wijnstok driedubbel vrucht droeg. Nu werden de zoons eerst wijs en groeven van jaar tot jaar meer schatten uit den grond.