druk aan het werk vond, vroeg aan de Schildburgers, wat dat alles te beduiden had.
‘Wij dragen den dag in ons nieuwe raadhuis, want het is daar pikdonker,’ antwoordden ze. ‘En dus weet ge geen beter raad? Hebt ge met uw zakken al iets uitgericht?’ vroeg de schalk. Zij antwoordden met hoofdschudden. ‘Dat is, omdat gij het ding verkeerd aanpakt,’ zei de vreemdeling. Nu kregen de Schildburgers weer wat hoop, lieten hem in de herberg wakker inschenken en onthaalden den vreemden gezel als een prins.
Den volgenden dag brachten zij hem naar het raadhuis, bekeken dat heel aandachtig van boven tot beneden, van achteren en van voren, van binnen en van buiten, en toen vroegen zij hem, wat hij hun raden zou. Nu sprak hij: ‘Klimt boven op het dak en neemt daar de pannen weg!’ Terstond vlogen de dakpannen naar beneden. ‘Nu hebt gij den dag in het raadhuis,’ zei hij, ‘gij kunt hem daar nu in laten, zoo lang ge 't goed vindt, en wilt gij hem niet langer hebben, dan kunt ge hem er ook weer uit jagen.’
De goede Schildburgers begrepen echter niet, wat hij daarmee meende. Zij lieten de zaak rusten en hielden den geheelen zomer raad in het huis zonder dak. De guit echter had zich met het geld, dat hij zich tot belooning had laten geven, uit de voeten gemaakt en liet ook later niets meer van zich hooren.
Dat het dien ganschen zomer niet regende, was voor de Schildburgers, met hun onbedekt raadhuis, een groot geluk. Toen echter de winter kwam en het begon te regenen en te sneeuwen, gingen zij met man en macht aan het werk, om het dak weer toe te dekken, maar toen dat gedaan was, vonden ze 't binnen weer even pikdonker, als het vroeger was geweest, en begrepen zij, dat die vreemde snoeshaan hen met zijn duur betaalden raad maar wat bij den neus had gehad.
Een tijd lang behielpen ze zich weer met hun kaarsjes, die ze voor op de mutsen staken. Eindelijk op een dag, toen in een gewichtige raadsvergadering al de kaarsjes uitgegaan waren, viel het oog van den burgemeester toevallig op een reet in den muur, waardoor een heldere zonnestraal naar binnen viel. Nu ging hem op eens een licht op.