Oude getrouwen(1914)–Henriëtte Blaauw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 25. De Musch en het Paard. Musch: ‘Paardje, uw krib is boordevol, En mijn buik is leeg en hol; Mag ik ook een hapje of twee?’ Paard: ‘Hé, ja wel, muschje, eet maar mee. Pik maar toe, zooveel gij kunt, 't Is u allerbest gegund.’ Musch was wonder in haar schik, At zich 't kleine buikjen dik, En bedankte, voor 't onthaal, 't Vriend'lijk paard wel duizendmaal. ‘Maar vertel me eens,’ vroeg ze toen, Kan ik ook voor u iets doen? Want ik zie, gij hebt verdriet, En het eten smaakt u niet.’ [pagina 44] [p. 44] ‘Ach,’ zei 't paard, ‘daar zitten wel Honderd vliegen op mijn vel; 't Is haast niet om uit te staan, Zooveel pijn doen zij mij aan.’ ‘O,’ sprak musch, ‘is 't anders niet! 'k Weet wel raad voor dat verdriet.’ Met vloog ze over paardjes kop En hapte al de vliegen op. Vorige Volgende