7. De Hollandsche Schoenmaker.
Een Engelschman kwam, op zijn reis door Holland, in een logement, waar hij aan het gesprek met de andere passagiers wel niet bijzonder deelnam, maar toch van tijd tot tijd er een woordje tusschen bracht, om eens goed te laten uitkomen, dat er toch maar niets ging boven Engeland en dat vooral de Hollandsche werklieden nog zeer bij de Engelschen ten achteren waren.
Maar wat gebeurde er. 's Avonds had de reiziger het ongeluk een zijner laarzen zoo te scheuren, dat hij, om fatsoenlijk voor den dag te komen, verplicht was, een paar nieuwe te laten maken.
Dadelijk werd er nu een schoenmaker ontboden, die den gast dan ook de maat kwam nemen en daarbij nog al vrij wat had aan te hooren over het plompe werk en de onhandigheid der Hollandsche schoenmakers.
De man antwoordde niets, maar kwam den volgenden morgen een laars brengen, zoo keurig en netjes, dat de ander wel verplicht was, zijn woorden weer in te trekken. Maar wat stond de Engelschman verbaasd,