wijze kenmerkte zich door grote kennis van hun natuurlijke leefomgeving, het tropische oerwoud, de sterren, planten en dieren en een wereldvisie die op al deze kennis is gebaseerd. De grote variëteit aan talen, orale tradities, rituele bijeenkomsten voor allerlei doeleinden en de vele vormen van esthetische expressie maken ook nu nog deel uit van de levensstijl die de identiteit van de indiaanse mens bepaalt. In Suriname vinden we een veelheid van indiaanse talen die nog door een groot deel van de indiaanse bevolking wordt gesproken.
Later werden de indianen geconfronteerd met andere vreemdelingen die door de Europeanen uit Afrika waren gehaald. De Europese bezoekers waren eerst op zoek naar edele metalen en later, via speciaal opgezette landbouwsystemen, naar produkten voor de handel in Europa en andere delen van de wereld. Het systeem van gedwongen arbeidskrachten uit Afrika was de grote oplossing. Eeuwenlang werden er, op regelmatige basis, groepen Afrikaanse slaven naar Amerika vervoerd om het opgezette produktiesysteem te doen helpen functioneren. Er ontstonden grote landbouwondernemingen in de kustgebieden van de Guyana's.
Het Fort aan de Surinamerivier, dat later uitgroeide tot stad, werd de toegangspoort tot het land, de haven waar de schepen uit Europa aanlegden om de nodige technologie en waren aan te voeren die voor het opzetten van een plantage-economie nodig waren. Ook de mensen kwamen aan bij het Fort: ondernemers, handelaren, ambtenaren, militairen en de arbeidskrachten die op de plantages gedwongen werden tewerkgesteld. De uit Afrika aangevoerde slaven werden verkocht aan de plantage-eigenaren en aan welgestelde families in de stad. Deze stads- en plantageslaven vormden al gauw het merendeel van de totale bevolking van Suriname.
Op de plantages en in het binnenland resulteerde de ontmoeting van mensen die uit verschillende gebieden van Afrika afkomstig waren in een soort inter-Afrikaanse creoolse cultuur met aanvankelijk weinig Europese invloeden. In de stad vond er meer uitwisseling en vermenging plaats van Afrikaanse en Europese culturele elementen; het neger-Engels, later Sranantongo genoemd, ontwikkelde zich als omgangstaal bij de slaven en vrije creolen in de stad en op de plantages.
Op de plantages werden de slaven slechts in beperkte mate in de gelegenheid gesteld om openbare bijeenkomsten te houden. Het spelen op de drums werd geassocieerd met ‘duivels’ werk en zowel religieuze als wereldlijke bijeenkomsten werden streng aan banden gelegd door de plantage-eigenaren of slavenmeesters. Desalniettemin heeft zich een bijzondere plantage-creoolse cultuur kunnen ontwikkelen die, door haar isolement, betrekkelijk weinig is beïnvloed door de cultuur van de Europese meesters. Bij de rituele en feestelijke bijeenkomsten waarbij de hele gemeenschap betrokken was kwamen de meest typerende culturele stijlkenmerken naar voren. De wijze van organiseren, de verschillende rollen en taken der deelnemers, de indeling en het gebruik van de ruimte, de wijze waarop er met het tijdselement werd omgegaan, de gestileerde gedragspatronen, het speciale taalgebruik, de lichaamsbewegingen en geluidseffecten, geven deze bijeenkomsten een bijzonder, niet alledaags, communicatief karakter.
De leefomstandigheden van de slaven op de plantages waren voor velen zo onaanvaardbaar dat zij het risico namen de plantages te ontvluchten en hun heil te zoeken in het moeilijk te bereiken binnenland, langs de grote rivieren. Zij vormden al gauw kleine gemeenschappen en leefden van eenvoudige landbouw, visvangst en jacht. Het contact met de indianen bleef voornamelijk beperkt tot het uitwisselen van goederen zoals boten, jachthonden, kapmessen, patronen, zout en stoffen voor kleding. Deze zogenaamde bosneger-gemeenschappen hebben ruim anderhalve eeuw lang een verbeten strijd moeten voeren tegen de koloniale strijdkrachten, om hun onafhankelijkheid in het binnenland te kunnen behouden.
De bosnegergemeenschappen verschillen in vele opzichten van die van de plantage-creolen. Behalve