Menno ter Braak
(1961)–D.A.M. Binnendijk, Gerrit Borgers, Jan Hulsker, Jurriaan Schrofer, Ellen Warmond– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
[pagina 6]
| |
Langzamerhand drong het tot mij door [...] dat men, zolang men op aarde is, met mensen te doen heeft [...]. (Daarom heeft mijn belangstelling voor brieven en portretten langzamerhand een deel van mijn ‘litteraire’ belangstelling opgeslorpt!)
(‘Politicus zonder partij’, Verz. werk 3, blz. 52) 3. Vader van Ter Braak.
4. Moeder van Ter Braak.
5. Eibergen, met rechts naast de kerk de achterzijde van het geboortehuis.
| |
1902.26 januari: geboren te Eibergen als oudste der vijf kinderen van Hendrik Ernst Gerrit ter Braak, arts, en Geertruida Alida Huizinga. | |
[pagina 7]
| |
6-9. Ter Braak als opgroeiende knaap.
10. Doktershuis te Eibergen, waar Ter Braak werd geboren.
Ik vraag mij weleens af, of mijn slechte geheugen voor mijn kindertijd überhaupt niet te verklaren is uit het feit, dat ik altijd alles heb ‘vermoraliseerd’; en in mijn kindertijd natuurlijk volgens de moraal der ouderen, zoodat de eigenlijke kinderfeiten alleen als geïsoleerde eilandjes in mijn herinnering terugkomen.
(Brief aan E. du Perron van 7 oktober 1933) | |
1907.Bezoekt de Gemeentelijke lagere school te Eibergen. Krijgt als jong kind muziekles van de heer Kölln te Winterswijk. Dit leidt tot een échec. Hij zal zich later echter zelf een akkoordenstelsel eigen maken en zijn hele verdere leven blijven voldoen aan de behoefte piano te spelen. | |
[pagina 8]
| |
11. G.W.F. Hegel.
Eens op een avond begaf ik mij naar een predikant, die mij boeide door zijn sarcastische uitlatingen [...]. Hij was een hartstochtelijk en verstandelijk philosoof, die mij naar Hegel leidde; dat ik Hegel nooit bereikte, ligt niet aan hem, maar aan het leven, dat er iets op tegen schijnt te hebben, van alle Hegel-discipelen ook werkelijk Hegelianen te maken.
(‘Afscheid van domineesland’, Verz. werk 1, blz. 165-166) 12. Ter Braak speelt viool en begeleidt zichzelf op de mandoline.
‘[...] Dat je vroeger te lui was, om piano te studeren, staat je op zichzelf al niet fraai; maar dat je je nu uit de impasse probeert te redden door de muziek in een hoekje te dringen...’ Ik protesteer, maar het helpt niet.
(‘Démasqué der schoonheid’, Verz. werk 2, blz. 645) | |
1913.Bezoekt de U.L.O. te Winterswijk. | |
1915.Bezoekt het Gymnasium te Tiel. Als leraar Nederlands heeft hij zijn oom, N.P. van Regteren Altena, die bij hem belangstelling wekt voor Hegel en voor Johan Andreas der Mouw, van wie Regteren Altena een oudleerling was. Invloed van de predikant Ds. E.J. van der Brugh, die hem privé-catechisatie geeft en hem eveneens vertrouwd maakt met de denkwereld van Hegel. | |
[pagina 9]
| |
13-14. Ter Braaks studentenkamer te Amsterdam.
De stijl van mijn studeerkamer is noch Pander noch P. van Reeuwijk noch Bauhaus, maar zgn.
(‘Het tweede gezicht’, Verz. werk 3, blz. 518) 13-14. Ter Braaks studentenkamer te Amsterdam.
15. Met. D.A.M. Binnendijk in de huiselijke kring te Eibergen.
| |
1921.Wordt na zijn eindexamen ingeschreven bij de faculteit van Letteren en Wijsbegeerte te Amsterdam, met als hoofdvak geschiedenis. Vriendschap met zijn jaargenoot D.A.M. Binnendijk. Er volgt een depressie, veroorzaakt door de groentijd, kort maar vrij ernstig. Wordt geen corpslid. | |
[pagina 10]
| |
16. Debuut in ‘Propria Cures’ van 2 juni 1923.
| |
1923.Debuteert in ‘Propria Cures’ van 2 juni met ‘De waardeering van den vorm’. Reis naar België. | |
[pagina 11]
| |
18. Redactie van ‘Propria Cures’ in 1924 (2de en 3de van links: Henrik Scholte en Menno ter Braak).
Ik schreef, met locaal succes in studentenkringen, over toneel, litteratuur, schilderkunst, ontwapening, socialisme, dancings, Amerika, modevraagstukken; daarbij gerhythmeerd proza, aphorismen, op zijn tijd een gedicht. Het enige belangrijke: mijn chaos, verzweeg ik, [...]
(‘Politicus zonder partij’, Verz. werkt 3, blz. 40) 17. Kwatrijnen in ‘Propria Cures’.
19. Ter Braak / D.A.M. Binnendijk.
Het kostte me eerst veel moeite, de te bestrijden figuur ‘Binnendijk’ los te maken van je persoonlijkheid als vriend, maar het is me toch gelukt die splitsing te volbrengen. Daarom schreef ik ook met opzet zoo scherp en fel mogelijk, wetend dat onze relaties daar best tegen kunnen, [...]
(Brief aan D.A.M. Binnendijk van 24 november 1930)
Aan Menno ter Braak, mijn vriend en tegenstander.
(Opdracht van de essaybundel ‘Commentaar’ door D.A.M. Binnendijk, 1931) | |
1924.Maakt kennis met H. Marsman en andere schrijvers. Van 2 februari 1924 tot 24 oktober 1925: redacteur van ‘Propria Cures’. Publiceert hierin o.a. kwatrijnen onder het pseudoniem Kurt Brennema. | |
[pagina 12]
| |
20. Bladzijde uit de Der Mouw-studie voor ‘De Vrije Bladen’.
21. Omslag van het nummer waarin zijn eerste bijdrage aan een letterkundig tijdschrift voorkomt.
22. J.A. der Mouw.
| |
1925.Eerste bijdragen in ‘De Vrije Bladen’. Contact met Victor E. van Vriesland, die hem inzage geeft in het archief van Johan Andreas der Mouw, aan wie hij zijn in ‘De Vrije Bladen’ te verschijnen studie wijdt. Voortijdige terugkeer van een vakantiecursus in Cambridge, tengevolge van een depressie. | |
[pagina 13]
| |
Gisteren voltooide Jo Spier mijn portret; het is verdomd goed, moet ik zeggen, maar op zijn allerongunstigst, wat techniek betreft bijna Japansch geteekend.
(Brief aan D.A.M. Binnendijk van 4 november 1926)
Ik een wereldverachtend, sensueel-gelipt beursprol, niet vrij van gelijkendheid, maar overwegend lip en daarom onjuist.
(Brief aan D.A.M. Binnendijk van 30 april 1927) 23. Portret door Jo Spier.
| |
[pagina 14]
| |
24. Oswald Spengler.
In het algemeen trouwens kan men zeggen, dat Der Untergang des Abendlandes een voortreffelijk purgeermiddel is voor degenen, die aan traditionele obstipatie lijden; omdat Spenglers morphologie der culturen op zijn minst blijk geeft van een her-ijking der historische overlevering, is zijn tegengif voorde conventionele mythologie der schoolboekjes, die versleten cliché's opdienen als de historische realiteit.
(‘Verspreide artikelen’, Verz. werk 4, blz. 371)
Het heeft mij drie jaar gekost, voor ik van Prometheus tot Het Carnaval der Burgers was gekomen, voor ik Prometheus had opgeslorpt, omgezet in de beelden van mijn café-terras, ontdaan van alles, wat niet mijn persoonlijk eigendom kon worden: die drie jaar geef ik niet cadeau aan de eerste de beste criticus, die meent Carry van Bruggen met een esoterische sneer te kunnen afdoen.
(‘Politicus zonder partij’, Verz. werk 3, blz. 42) 25. Carry van Bruggen, naar een portret door Herman Hana.
| |
1926.Januari: eerste reis naar Parijs. Leest Spengler. Doctoraal examen geschiedenis. | |
1927.15 januari-april: Verblijft te Berlijn voor bronnenstudie in de Staatsbibliotheek. Richt o.a. met Joris Ivens, L.J. Jordaan en Henrik Scholte De Nederlandsche Filmliga op, waarvan hij enige jaren secretaris is en waarvoor hij vaak de verzorging van de muzikale illustratie der [toen nog stomme] film op zich neemt. Leest Carry van Bruggen. | |
[pagina 15]
| |
26. Als student, oktober 1925.
27. Folder over het tijdschrift ‘Filmliga’.
We richtten een Ned. Filmliga op. Vanavond bij Capi [fotohandel in Amsterdam van C.A.P. Ivens, de vader van Joris Ivens] groote filmdraaierij voor het Liga-bestuur: Nju, de Straat, Raskolnikov [...]. Er komt een ligablad.
(Brief aan D.A.M. Binnendijk van 17 augustus 1927) | |
[pagina 16]
| |
28. Nummer van ‘Filmliga’.
Wij noemden de film de dynamisch-visuele kunstvorm; haar expressie noemen wij het visueel rhythme. In deze termen ligt de zelfstandigheid opgesloten, waaraan geen vage overeenstemming met andere kunsten iets kan veranderen; ja, juist in deze gedeeltelijke verwantschapskenmerken vindt men steeds ondubbelzinniger het anders-zijn der cinematografie als geheel uitgedrukt.
(‘Cinema militans’, Verz. werk 2, blz. 460-461)
Gistermiddag Liga, aardig programma met Nederl. film ‘Stad’ van Bon. Aangezien de pianist gek was geworden, moest ik zelf accompagneeren.
(Brief aan D.A.M. Binnendijk van 21 april 1929) 29. Ter Braak in vermomming.
| |
[pagina 17]
| |
30. Uitleenbriefje van de Staatsbibliotheek te Berlijn.
Mijn werk schiet op. De bibliotheek heb ik nu al rijkelijk betreden; het is een enorme tempel vol moffen. Van een dergelijke leeszaal heb je geen idee, een geweldige, religieuze, belachelijk-want-wetenschappelijke gemeente van vossende mensen, allen emanerend uit een allerminst goddelijk middelpunt, werkend aan een miniem vakje natuurlijk; [...]
(Brief aan D.A.M. Binnendijk van 28 januari 1927) 31. Promotiediner, met v.r.n.l. aan tafel: Arthur Lehning, D.A.M. Binnendijk, M. Holleman, dr. Menno ter Braak, Joris Ivens en daarachter staande van links: Albert Helman, Mannus Franken, Eduard Pelster en H. Marsman. Aan de andere zijde v.l.n.r.: Th. Hammes, dr. J.G. ter Braak, N.P. van Regteren Altena [staande], prof. dr. H. Brugmans, ds. Huizinga, J.W.G. ter Braak, ir. W. Huizinga, C.J. Kelk [staande], H.G.J. Ivens, J.G. ter Braak.
Intussen liet mijn wetenschapsdrift zich ook niet onbetuigd; ik vond een krankzinnige middeleeuwse keizer, die bereid was mij nog eenmaal een objectiviteitsmasker te verschaffen.
(‘Politicus zonder partij’, Verz. werk 3, blz. 43) 32. Met Willem Pijper en D.A.M. Binnendijk.
| |
1928.24 mei: voor de correctie van de proeven van Kaiser Otto III weer in Berlijn. 2 juli: promoveert cum laude op het proefschrift Kaiser Otto III. Ideal und Praxis im frühen Mittelalter. Tijdelijk leraar aan de semi-permanente 4e H.B.S. te Amsterdam. | |
[pagina 18]
| |
33. Omslag van het pamflet ‘aNti-schUnd’.
34. Met Elisabeth du Perron-de Roos en zijn broer J.W.G.
35. Ter Braak / E. du Perron.
Amerika ligt niet als een te bestuderen verschijnsel tegenover ons; het is in ons gedrongen, het bezit ons als de tendentie tot wanorde en oppervlakkigheid, tot sentimentaliteit en journalistiek, tot rumoer en verkeer. Juist daarom vermogen wij niet te beoordelen, of het geographische en het culturele Amerika wanordelijk, oppervlakkig, sentimenteel, journalistiek, rumoerig en ... verkeerd is. Er is hier af te wijzen, voor er gekend is; er is hier te leven door keuze, voor er wetenschappelijk is geschift.
(‘Afscheid van domineesland’, Verz. werk 1, blz. 259)
De democratie is, na lange tijd een begrip voor bourgeois satisfaits te zijn geweest, weer in een stadium van ‘noodweer’ gekomen; en dientengevolge is de eens zo gesmade Amerikaanse democratie (hoe hebben wij haar niet verfoeid in onze jonge jaren) weer een mogelijkheid geworden, die althans dit éne betekent: anti-fascisme.
(‘Verspreide artikelen’, Verz. werk 4, blz. 413-414) | |
1928.Werkt mee aan het polemisch pamflet ‘aNti-schUnd’. | |
1929.22 april tot grote vakantie: tijdelijk leraar geschiedenis aan de Rijks-H.B.S. te Zaltbommel. Woont te Tiel. Aanstelling als leraar aan Het Rotterdams Lyceum. Woont te Rotterdam. Publiceert Cinema militans. | |
[pagina 19]
| |
Het is een genot, zichzelf afgekort, versneld, ontdaan van bijzaken, in een ander te ontdekken; [...] Voor mij is Nietzsche geweest wat Schopenhauer voor Nietzsche was; ‘ich verstand ihn, alsob er für mich geschrieben hatte’; [...]
(‘Politicus zonder partij’, Verz. werk 3, blz. 84 en 89)
[...] ik kan niet inzien, dat alleen detailcritiek tusschen vrienden geoorloofd is. Vrienden moeten voortdurend bezig zijn, elkaar hun ‘waarheden’ afhandig te maken, wat is de heele zaak anders waard! Dit hoeft geen sport te zijn, integendeel het is een bijna onmerkbaar ‘Sine qua non’ van de vriendschap. Liever 6 § botsen, dan geen enkele maal.
(Brief aan E. du Perron van 31 januari 1933) 36. Du Perron en Ter Braak in Gistoux, vermomd als Nietzsche en een ‘bevriend staatshoofd’.
37. Friedrich Nietzsche.
38. Omslag van ‘Cinema militans’. ter Braak, de neuroloog in Spa, juli 1932.
| |
[pagina 20]
| |
39. Bladzijde uit het typogram van ‘Carnaval der burgers’.
| |
1930.Contact met Jan Greshoff en E. du Perron, naar aanleiding van het juist door hem gepubliceerde boek Het carnaval der burgers’. Leest Nietzsche. | |
1931.Publiceert Afscheid van domineesland, Hampton Court, De absolute film en Man tegen man. | |
[pagina 21]
| |
Het Carnaval der Burgers een boek tegen de chaos; als zodanig is het mij nog zo verwant, dat ik het niet kan zien als het werk van een andere schrijver.
(‘Politicus zonder partij’, Verz. werk 3, blz. 44)
Wie het boekje De Absolute Film van de aestheet Ter Braak gelezen heeft, weet, wat ik bedoel en waarom ik dat verfijnde geschrift verwerp.
(‘Démasqué der schoonheid’, Verz. werk 2, blz. 641) 40. Ter Braak / J. Huizinga.
Zodra het historische scepticisme triomfeert, stort de veilige wereld in elkaar, met doctorstitels, zelfs eredoctoraten, met echte kennis en historische sensatie inbegrepen! Daarom: een veiliggestelde geschiedenis bevordert een veilig leven, en een veilig leven beoefent weer veilig geschiedenis. Zo is de kring gesloten, veilig, ondoordringbaar veilig. Huizinga kiest: het veilige leven.
(‘Man tegen man’, Verz. werk 1, blz. 347) 42
43
44
45.
42-45. Omslagen der in 1931 verschenen boeken van Ter Braak. 41.
Ter Braak / Anton van Duinkerken. Begaafd met een boerse oprechtheid van geloofsverzekerdheid, maar ook met een verbluffende kennis van de scholastieke redeneertrant, verengd en bekrompen in zijn katholieke superbia, maar tegelijk alziend en dóórziend in zijn bewonderenswaardige belezenheid, is hij de geboren ketterjager op hedendaagse intellectuelen [...]
(‘Man tegen man’, Verz. werk 1, blz. 389)
Het is namelijk mijn overtuiging, dat deze schrijver [Ter Braak] beginnen zou, tot de Katholieke Kerk te behoren, indien hij niet door een reeks van hoofdzakelijk buitenpersoonlijke en ook buitengodsdienstige beweegredenen werd weerhouden, de uiterste gevolgtrekking te maken uit het betoog, dat hij levenslang voert en dat de hoogste geestelijke waarden van de gehele mensheid tot onderwerp heeft. Wat hem het meest tegenhoudt, zo dunkt mij, is zijn angst voor de geestdrift.
(Van Duinkerken en Ter Braak, ‘Het christendom’, blz. 7) | |
[pagina 22]
| |
46. Ter Braak / Victor E. van Vriesland.
47. Krantenverslag van het debat met Victor E. van Vriesland.
Gisterenavond had het ‘twistgesprek’ met Vic plaats. Stampvolle zaal met Rotterdamsche smoelementen; de menschen puilden eruit. [...] De recordsnelheid, waarmee de debaters uit het publiek zich naar het Hoogere spoedden, documenteerde mijn vermoedens nog eens een keer.
(Brief aan E. du Perron van 15 december 1932)
[...] wij verdedigen de opvatting, dat de persoonlijkheid het eerste en laatste criterium is bij de beoordeling van de kunstenaar. Welke wonderen zich ook bij het scheppingsproces mogen afspelen: zij schijnen ons dan eerst van belang, wanneer de persoonlijkheid van de kunstenaar zich voor ons in zijn werk bevestigt.
(‘Ter inleiding’ tot Forum, Verz. werk 4, blz. 268) 48. Omslag van ‘Démasqué der schoonheid’.
| |
1932.Neemt ontslag uit het bestuur van de Filmliga. Oprichting van het maandblad ‘Forum’ met E. du Perron en Maurice Roelants. Openbaar debat met Victor E. van Vriesland in de Rotterdamse Kring, naar aanleiding van diens kritiek op Démasqué der Schoonheid in de ‘Nieuwe Rotterdamsche Courant’. | |
[pagina 23]
| |
49. Brief van Ter Braak op ‘Forum’-papier aan J. Greshoff.
| |
[pagina 24]
| |
50. Bladzijde uit het handschrift van ‘Dr. Dumay verliest’, met correcties door E. du Perron.
| |
[pagina 25]
| |
51. Ter Braak / S. Vestdijk.
Karakteristiek echter is voor de duivelskunstenaar Vestdijk: hij stelt vast en analyseert, met onverbiddelijke scherpte van begrip en feilloos gevoel voor de nuance, maar hij heeft niet, of nauwelijks, de behoefte om zich te verzetten.
(‘De duivelskunstenaar’, Verz. werk 4, blz. 255)
Politicus zonder partij is voor mij nog altijd het meest illustere voorbeeld van een bepaalde vorm van beweeglijk en persoonlijk denken, [...]. Deze stijl, van denken en schrijven beide, was voor mij een waarschuwend voorbeeld, zodra ik dreigde af te dwalen naar wat Ter Braak placht aan te duiden als mijn ‘scholastiek’ - de neiging tot systeembouwen en degelijke begripsvorming.
(S. Vestdijk. ‘Gestalten tegenover mij’, blz. 67-68)
Je wijzigingen in ‘Dumay’ heb ik en bloc overgenomen. Hartelijk dank voor de vele kleine, maar uitstekende verbeteringen!
(Brief aan E. du Perron van 23 januari 1933) 52. Met zijn vrouw en zijn vader te Eibergen.
53. Op zijn kamer te Rotterdam.
| |
1933.Neemt ontslag aan Het Rotterdams Lyceum wegens benoeming tot redacteur van ‘Het Vaderland’. Publiceert Dr. Dumay verliest... 2 augustus: trouwt met Ant Faber, dochter van de predikant ds. Jan Lambertus Faber, Tweede Kamerlid voor de S.D.A.P. | |
[pagina 26]
| |
54. Omslag van ‘Het nationaalsocialisme als rancuneleer’.
55. Omslag van ‘Politicus zonder partij’.
| |
1934.Oprichter, en gedurende het gehele bestaan, bestuurslid van het Comité van Waakzaamheid van anti-nationaalsocialistische intellectuelen. Publiceert Politicus zonder partij. | |
[pagina 27]
| |
56. Beginselverklaring van het ‘Comité van Waakzaamheid’.
| |
[pagina 28]
| |
Ik heb n.l. binnen een maand, nadat ik op het balcon van een tram plotseling een inval had gekregen, een comedie in drie bedrijven tegen de wapenfabrikanten geschreven; De Pantserkrant. Zonder eenige litteraire contrôle opgeschreven, in een soort woest protest tegen de Schneider Creuzots.
(Brief aan E. du Perron van 9 januari 1934 [1935]) 57. ‘De pantserkrant’.
58. Ter Braak / H. Marsman.
Als Marsman meent, dat ressentiment ten aanzien van dichters en gedichten mij drijft, dan kan ik hem alleen nog zeggen, dat ik daarvan niets bij mijzelf kan terugvinden, [...]. [...] maar de hiërarchie der dichters is voor mij niets meer dan een sierlijke curiositeit, sedert ik mij in het Démasqué van een puberteits-geïmponeerdheid losmaakte.
(‘Repliek van de nuchtere Dionysos’, Verz. werk 4, blz. 322).
Hij is nu eenmaal behalve een gewoon een buitengewoon mensch en hij heeft dit gemeen met de dichters, maar de hemel mag weten waarom hij zich wenscht te geneeren voor die kant van zijn natuur.
(H. Marsman. ‘Critiek van de blauwe knoop’, Forum 1935) | |
1935.Publiceert De pantserkrant en Het tweede gezicht. | |
[pagina 29]
| |
59. Met zijn vrouw op de Piazza San Marco te Venetië.
60. In Sestri Levante, logerend bij Arthur van Schendel.
De Piazza S. Marco is en blijft met haar rijkdom aan gebouwen en café's het meest joyeuse plein van Europa, ook al moet men er dagelijks door een vloed van duiven en duivenvoerende mensen heenwaden.
(Verz. werk 4, blz. 599) | |
[pagina 30]
| |
61. Frontispice van ‘Het tweede gezicht’, door J. Buckland Wright.
62. Ter Braak / J. Greshoff.
Eigenlijk is dus een individualist een principiëler collectivist dan de collectivist zelf, want hij paait zich niet met de illusie, dat hij slechts tot één, door een formule te omschrijven massa behoort.
(‘Brief aan J.G. over het individualisme’, Verz. werk 4, blz. 172)
Wij stellen dus met ons verstand een gelijkheid van wenschen en belangen vast tusschen ons en de menigte. [...]. Daardoor ontstaat deze pijnlijke positie: wij hebben het ongerepte plezier in ons alleen-zijn (ééns onze grootste trots) verloren en worden als telaatkomers niet meer tot de broederschap des gemeenen levens toegelaten.
(J. Greshoff. ‘Sans-Famille’, Groot Nederland, 1936, blz. 395) 63. Omslag van ‘De Augustijner monnik en zijn trouwe duivel’.
| |
[pagina 31]
| |
De gepaste vreugde over het succesje van mijn Multatuli-essay wordt sterk getemperd door de ontvangen afrekening van Nijgh & Van Ditmar, over 1936, waaruit blijkt, dat mijn publiek sedert 1935 weer crescendo in elkaar geschrompeld is. Verkocht werden in dit jaar: 11 Carnaval, 10 Démasqué, 1 Dumay, 2 Hampton Court, 2 Politicus. Emolument: ƒ6,15, ‘welk bedrag wij op Uw postrekening doen overschrijven’. Het bedrag laat me overigens koud, maar dat ik voor een boek als Politicus z. Partij in één jaar 2 heele lezers vind, heeft me toch nog wel even een koude douche gegeven.
(Brief aan J. Greshoff van 22 mei 1937) 64. Omslag van ‘Douwes Dekker en Multatuli’.
Het Christendom is in vervulling gegaan, maar het heeft nog één taak gelaten aan de laatste Christenen, waarvan de eerste zeker niet gedroomd hebben: de beheersing van het ressentiment, door het als ressentiment te denken en het als ressentiment te behandelen.
(‘Van oude en nieuwe Christenen’, Verz. werk 3, blz. 378) 65. Omslag van ‘Van oude en nieuwe Christenen’.
| |
1937.Publiceert Douwes Dekker en Multatuli, Van oude en nieuwe Christenen, Het Christendom (met Anton van Duinkerken) en Het nationaalsocialisme als rancuneleer. | |
1938.Maart: korte depressie naar aanleiding van de overrompeling van Oostenrijk door Duitsland. Publiceert De Augustijner monnik en zijn trouwe duivel, Mephistophelisch en In gesprek met de vorigen. Conflict met de schrijver van het buitenlands overzicht in ‘Het Vaderland’, dr. H. Krekel, wegens diens sympathiserende houding ten opzichte van het Derde Rijk, en mede daardoor met de directie van ‘Het Vaderland’. | |
[pagina 32]
| |
Zelden heb ik iemand ontmoet, die - op het eerste gezicht - zoo duidelijk twee gezichten heeft als Thomas Mann. Het zijn de twee gezichten, die men ook in zijn werk kan terugvinden, misschien kan men ze onderscheiden als den burger, die burger is en blijft, door geboorte, door afstamming, door milieu, naast den burger, die over zichzelf gericht had, omdat hij van zijn eigen grenzen weet.
(‘Het Vaderland’, 10 augustus 1938)
Warum will mir der Verlust Ter Braaks als der bitterste erscheinen? Nur, weil er mir persönlich am nächsten stand? Nein, sondern auch, weil der kreative Kritiker vielleicht noch seltener ist, als der reine Dichter - und vielleicht noch unentbehrlicher dieser Zeit.
(Thomas Mann. ‘In memoriam Menno ter Braak’) 66. Met Thomas Mann voor het Mauritshuis te Den Haag.
| |
[pagina 33]
| |
67. Polemiek met D. Hans.
[...] de heer Hans blijft hardnekkig vasthouden aan zijn vooroordeel, aan zijn annexatie van zedelijkheid, moraal en fatsoen, alsof hij daarvan het monopolie gepacht had en ieder andersdenkende automatisch buiten de gemeenschap der behoorlijke mensen gesloten wordt.
(Verz. werk 7, blz. 256) | |
1939.Polemiek tegen D. Hans, redacteur van ‘De Avondpost’, over ‘Ontaarde kunst’. Wanneer Ter Braak door de directie van ‘Het Vaderland’ een dupliek in zijn eigen krant wordt verboden, neemt hij onmiddellijk ontslag, hetgeen echter zodanige beroering wekt dat de Raad van Commissarissen de directeur desavoueert en Ter Braak op zijn besluit doet terugkomen. Publiceert De nieuwe elite. | |
[pagina 34]
| |
68. Bladzijde van het handschrift van ‘De nieuwe elite’.
| |
[pagina 35]
| |
Uit dien hoofde is de nieuwe elite een democratische elite; haar ‘aristocratie’ zal van een democratische springplank duiken. Betekent dit liefde voor de democratie? Ja, want de duiker weet, dat hij zonder zijn springplank niet duiken kan; neen, want hij duikt niet om de springplank, maar om het water.
(‘De nieuwe elite’, Verz. werk 3, blz. 660-661)
Zoolang hier in Nederland de bevolking met den dag meer rood-zwart gaat dragen, heb ik hier ‘iets te doen’. Hoe het afloopt mag joost weten, maar alleen het allerscherpste is voor het oogenblik kras genoeg.
(Brief aan E. du Perron van 29 januari 1934) 69. Aan zijn schrijfbureau.
70. Knipsels ‘Dietscher of Duitscher?’ uit ‘Het Vaderland’.
| |
[pagina 36]
| |
71. Vertaling door Ter Braak.
Hij is een ‘honnête homme’ geweest, totdat de barbaren dit land onder de voet liepen en hij stierf als een Romein.
(H.A. Gomperts. ‘Jagen om te leven’, blz. 142) 72. Brief aan J. Greshoff.
| |
1940.14 mei: vergeefse poging om van Scheveningen naar Engeland over te steken. Maakt voor de komst van de Duitsers een einde aan zijn leven. | |
[pagina 37]
| |
73. Geschilderd portret door Paul Citroen.
|
|