De voet in 't graf(1852)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Schijnbedrog. Decipit Frons prima multos, rara mens intelligit phaedrus. Zang. Zie de slang in één gekronkeld, Hoe hy in het duister vonkelt Als een blaauwende amethist: Waarom, ô Natuur! die schoonheid Die zijn gladde rug ten toon spreidt Aan dat monsterdier verkwist? Zie die dartle vrouwenlonken Die een jeugdig hart ontfonken Met een gloed van vuile lust; Waarom gunt ge dat vermogen Aan die zielverpestende oogen, Roovers der Gewetensrust? Zie die veinzaarts en verraderen Die ons onder 't masker naderen [pagina 70] [p. 70] Van een vriendelijken plooi; Maar in 't hart vol heimlijk wrokken, En van vijandschap doortrokken, Ons beloeren als hun prooi. Wist ge 't gift van booze kruiden Door hun vlekken aan te duiden Of door walgingvollen geur, Waarom geeft ge op 't dierlijk wezen Ook de blijken niet te lezen, Waar men 't schaadlijke aan bespeur'? Tegenzang. Zwijg, ô stervling! staak dat vragen; Leer u van u-zelf beklagen, In uw zinlijkheid vergroofd! Door verwaten heiligschennis Hebt gy de ingeschapen kennis In uw boezem uitgedoofd. Neen, geen schepsel zou u deren, Die hen-allen overheeren, Door uw aanblik temmen moest, Maar, van uit uw kring gezonken, Smoorden de ingeschapen vonken En uw zielskracht is verwoest. Alle schepsel, alle wezen, Zoudt gy met een oog doorlezen Dat aan 't uiterlijk niet hong; Maar, gescherpt met sijner stralen In der dingen aart kon dalen, Hart en ingewand doordrong. [pagina 71] [p. 71] Leer met wettig zelfmistrouwen De aard als u vervreemd beschouwen: Ze is niet meer uw eigendom. Ze is de roos der Hel geworden; Zoek uw heil in hooger orden, In der Geesten kring weerom! 1826. Vorige Volgende