De voet in 't graf(1852)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Nieuwe Wijsheid. Vos eruditos miror et doctos viros Nescire vel divina vel mortalia. prudentius. Is 't vreemd, Geleerden en Doktoren, Indien ge, in 't warnet vast van ingebeeld verstand, Den grond der kennis hebt verloren, Ons in 't bewustzijn-zelf natuurlijk ingeplant? Nooit leert ge u-zelven onderzoeken, Noch pleegt met uw gevoel van zielsbehoefte raad, Maar zuigt het gift der Mode-boeken, En mengt het met den wind van Filozoofschen praat. Van dezen onvoeg opgezwollen, Draait elk het zwakke hoofd en duizlig breingeftel Als opgezette kindertollen, Op stand en houding prat, maar die ze drijft, ten spel. Dan braakt ge orakels uit den hoogen Maar 't auios éfa van den Tijdgeest dien ge ontziet, En, voor uw zetels neêrgebogen, Betwist een dom geslacht uw gouden spreuken niet. Dan speelt ge met een aantal namen Van wie gy de oorsprong- en beduiding-zelfs niet kent, En weet van zedigheid noch schamen, Maar zwaait de Krijgsvaan van uw gloriedronken bent; Spreekt wan- en wartaal zonder denken, Baauwt zotte schreeuwers na, en zwelgt hun braaksel in; En 't eind is niets dan hersenkrenken, Verderf van ziel en lijf en Staat en huisgezin. Zie daar de vrucht van 't fraai verlichten [pagina 33] [p. 33] Waarvoor men 't zonlicht van Gods waarheid buiten sloot, En 't volk voor stille Christenplichten Een schim van Oppermacht als Duivlenlokaas bood. Rampzaalge, droef misleide telgen Die thands in 't ongeluk voor Oudren dwaasheid boet, En alle pestvenijn moet zwelgen Dat ziel en merg verwoest en d' afgrond stort in 't bloed! Wie, wie kan 't aanzien hoe ge als flaven Wordt opgeleid ten spel van 't Helsche vloekgespan, Om hongrend in 't gareel te draven Van d'op den wareldthroon zich zeetlenden tyran! Ach, is er ergens Godsvrees over, Weert, Christnen, weert dat juk van uwe kindren af, En offert niet aan 's afgronds Roover 't Geen God u, zich ter eer', tot uw vertroosting gaf. Ja, hebt gy Oudreningewanden, Biedt, biedt ze uw' Heiland, die hen noodigt, biddende aan; Onttrekt ze aan de opgelegde banden, En doet ze als kindren reeds het hart voor JEZUS slaan! 1826. Vorige Volgende