Bilderdijk aan zijn geliefde. Londen, 14 mei 1797
Ja, mijn lieve aanbedene! Ik zal het moment waarop we elkaar onbeperkt kunnen ontmoeten, opjagen door mijn vertrek te verhaasten. En dat vertrek zelf zal me oneindig veel meer aandoen dan woorden kunnen uitleggen. Maar helaas! het is nodig om mij in de armen te voeren van mijn gehele geluk; en alleen de zekerheid daarvan zal me de kracht geven om zo'n wrede afwezigheid te verdragen. Wat zou ik niet verdragen, wat niet opofferen om zo gelukkig te zijn haar dat ook te maken, die de enige hoop, de enige vreugde van dit vurige hart is?
Je ging dus twee keer naar mijn kamer. Liefste op aarde, en tweemaal ging je vergeefs! Wat voor tegenspoed verhinderde dat ik thuis was op zo'n gelukkig moment! - Ach, de slag zou te wreed zijn, maar jouw lief medelijdend hart verzacht hem met het verrukkelijke vooruitzicht op compensatie die je me voor deze week belooft. Zet mijn hart mij op een verkeerd spoor als het me zegt, dat dat van jou die belofte zal houden?-
Nee, mijn liefste op aarde, mijn hart beoordeelt dat van jou niet verkeerd. Ik ken de hele fijngevoeligheid van dat goddelijk aanbiddelijk hart en ik doe recht aan de hoogstaande gevoelens ervan. Er was een tijd dat ik me beklaagde over die fijngevoeligheid, maar nu sta ik erachter, ik bewonder die, en ik wil je erin steunen. Ja, laat elke schijn opgehouden worden, des te minder kans dat onze hoop teleurgesteld zal worden door enige onvoorziene gebeurtenis.
Ik moet eindigen, omdat ik het schema waarover we het eens waren, in werking ga stellen. Vaarwel, mijn aanbedene; wees teder, wees trouw, wees de mijne, en maak mijn arme ziel blij met de herhaalde verzekering van jouw gevoelens. Vaarwel.
Zondag, 14 mei.