Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
[pagina 161]
| |
te overwegen of er geen mogelijkheid was om onze beloofde ontmoeting uit te stellen. Ach, mijn hart schrijft het niet toe aan liefdesverlangen-zo'n gedachte viel niet vol te houden-maar aan die weekheid van karakter waarover ik sprak. Die veroorzaakt dat elke wens op de weegschaal gelegd wordt uit angst enig kwaad aan anderen te doen. Die heeft als enig verlangen dat elke affectie geplooid wordt naar dat wat je eenmaal geleerd hebt als je plicht te beschouwen. En als je bij je eigen hart te rade gaat, zul je ontdekken, mijn aanbedene, dat ik er niet zo ver naast zat als jij veronderstelde. - Maar je hebt (God zij dank) die zwakheid overwonnen, en we zullen elkaar weer ontmoeten! - Mijn liefste op aarde! Ik zal precies om zes uur (maar waarom zo laat?) in R-l-Ga naar eind175 zijn, om te wachten op het geluk van je komst. - ‘Maar als je gevolgd wordt, zullen we elkaar dan openlijk ontmoeten?’ - Ach mijn dierbare liefste! Ben ik het die op die vraag moet antwoorden? Laat je lieve hart hier beslissen, en ik zal tevreden zijn. Nee, mijn liefste, er was geen boosheid in mijn hart, maar wel op hen die ons elk geluk belemmeren-die proberen ons van elkaar te scheiden, die zowel jouw als mijn kostbare dagen opofferen aan die heiligschennende poging. En kan jouw lieve hart daardoor gekwetst zijn?- Vaarwel, mijn enige hoop! Vaarwel.
(donderdag.) |
|