Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
Bilderdijk aan zijn schoonzus. Londen, 17 november 1796Aan zijn vertrouwde schoonzus durft Bilderdijk inmiddels wel al zijn klachten over de houding van zijn vrouw te schrijven, maar over zijn verhouding met de jonge Engelse hoort zij niets. Wel geeft hij te kennen dat hij nogal in trek is bij vrouwen, en dat zijn hart nu zwaar getroffen is.
Lieve, dierbare! Hoewel ik niet weet wat ik je schrijven zal, drijft mijn hart me echter om je een paar letters te sturen. Ik ben naargeestig, zwaarmoedig en ik moet mijn hart, ik zal niet zeggen uitstorten, maar tenminste ontsluiten voor iemand die in staat is om het te begrijpen en te delen in wat het voelt. Maar hoe weet het zelf wat het voelt! Omdat het al zo lang gewend is om zich te pantseren, komt dat wat het nu treft veel harder aan dan wanneer het gewoon was geweest om open te staan voor indrukken. Ach! lieve zus! mijn hart is altijd zo week, mijn gestel altijd zo vurig geweest. Ik heb mijn hele leven zo geleden door de enige, de overheersende behoefte om een vrouw te bezitten die zich met mij (hoe moet ik het uitdrukken) vereenzelvigen kon en wilde. Ik verbeeldde mij me in haar te kunnen verliezen, terugvinden, de hemel te vinden en zalig te worden. - Ik was altijd een gunsteling van het schone geslacht; er was geen vrouw, geen meisje dat mij niet eerde en liefhad. Twintig meisjes betwistten elkaar mijn hart. Ik kon het maar éénmaal wegschenken, en toen ik dit deed-o geen liefde in de wereld was ooit zo vurig of zo standvastig als die waarmee ik het deed! Maar hoe is die beantwoord? - Hoe ongelukkig werd ik er altijd van om onverschilligheid, koudheid of | |
[pagina 150]
| |
ontzag in plaats van liefde en overvloedige hartelijkheid aan te treffen! Hoe kon ik daar met mijn verstand bij! en hoe heb ik de jaren doorgebracht die mij (met mijn hart- en geestesgesteldheid) de gelukkigste op aarde hadden moeten maken! Ach! nooit heeft mijn hart enig genoegen kunnen smaken, nooit ben ik in staat geweest om zelfs maar één mondvol eten of drank te nuttigen waar zij niet in deelde, zij die mijn hart vervulde (nee, ik zeg het niet goed, zij die het had kunnen en had moeten vervullen, maar er een verschrikkelijke leegte in achterliet die geen wereld opvullen kon). Ik heb tijden van razernij, ik heb tijden van de diepste naargeestigheid, van een bedrieglijke onverschilligheid gehad. Ik heb mij nu eens aan de vurigste liefdesblijken, dan weer aan de zwakste weekhartigheid, dan weer aan een strenge wreveligheid, en daarna aan vriendschappelijke vertrouwelijkheid overgegeven, om toch eenmaal meester te worden van dat gestel, dat zich niet overmeesteren liet. Ik wilde het vatbaarheid inboezemen voor een geluk dat zij altijd afwees en versmaadde. Ik heb meer gedaan, ik heb ten slotte een koelheid voorgewend die mij het hart brak, maar waarvan ik verwachtte dat die tenminste iets in het hart wakker maken zou dat haar tot mij terugbracht, tevergeefs. Het scheen haar zelfs genoegen te doen dat er van het huwelijk tussen ons niets meer bestond dan de naam. - Goeie hemel! Stel je iemand voor van mijn vurig gestel, die het zich sinds zijn vroegste jeugd tot de heiligste van alle plichten gesteld heeft om alleen man te zijn voor die ene vrouw op de wereld aan wie hij zijn ongeschonden jeugd aanbieden zou! Stel je voor dat die twee, drie jaar leeft zonder zijn vrouw, aan wie zijn hart zo verknocht is, te omhelzen! En zo was het, toen mijn ballingschap begon. - En stel je diezelfde man voor in zijn ballingschap, altijd en overal verwelkomd, gefêteerd, en (ik durf het niet te zeggen met de juiste term die ervoor staat) altijd aangehaald door vrouwen van allerlei rang, stand, leeftijd en verdiensten. Stel je diezelfde man voor die vervuld is van zijn plicht en van het voorwerp dat hem eens en voor altijd het enige goed geworden is, en die de brandende behoefte van zijn hart en zijn kokend gestel dagelijks tracht te koelen met vergeefse kussen op het silhouet dat sinds dertien jaren op zijn borst hangt, en die daarmee de slapeloze nachten vol ellende en kwelling bekort! Stel je die voor, zeg ik, op het ogenblik dat hij een brief ontvangt als die waarover ik je | |
[pagina 151]
| |
laatst schreef. - Verdient die, lieve zus, niet op zijn minst je medelijden? verdient die niet een letter troost ter verzachting? Zie dit niet als een verwijt, mijn waarde, dat je me niet geantwoord hebt. Ik weet maar al te goed hoe moeilijk het antwoord op een brief met een dergelijke inhoud voor een hart als het jouwe wezen moet. Wat kun je mij zeggen wat geen doodssteek voor mij is, en dit verbiedt je tederheid je. - Maar schrijf toch, schrijf mij drie woorden, opdat ik tenminste zie dat jij, zal ik zeggen medelijden hebt? nee, slechts dat je een ogenblik aandacht gunt aan dat waarover hij zich beklaagt. Lieve! Geen mens (hoezeer een hoogstaand hart ook altijd probeert om een zwak te verbergen en te matigen dat, als het zich eenmaal meester van de mens zou maken, hem zou meeslepen in buitensporigheden zonder weerga), geen mens die meer zwak, meer gevoel voor het vrouwelijk geslacht heeft dan ik! Hoezeer ik mijn ogen en mond altijd verboden heb om mij hierin te verraden, toch liet mijn zwak zich bij tijd en wijle te vaak zien en had dan uitwerkingen die ik altijd betreurde en nooit bedoeld had. Als ik ze niet kon voorkomen heb ik ze altijd tegengewerkt en me eraan onttrokken. Maar het is maar al te waar wat mij onlangs iemand met verstand en een scherp inzicht toevoegde: ‘ondanks je ingetogenheid heb ik je nooit anders kunnen beschouwen dan als de vurige minnaar van alle vrouwen’. Geen vrouw die maar de geringste schoonheid, de geringste bevalligheid, de minste geest, verstand of goedhartigheid bezat of zij bracht mij buiten mijzelf van verrukking. Maar ik breng alles wat mij in een ander beminnelijk voorkomt terug op mijn vrouw. Ik heb er plezier in elke volmaaktheid in haar nog groter te vinden, elke beminnelijkheid nog treffender. Als mijn verbeeldingskracht in dit opsieren iets vindt wat ik niet op haar toegepassen kan, dan is mijn liefde zo verstandig om de verborgen eerste beginsels van die volkomenheid toch in haar te ontdekken. Dan ben ik even verrukt over die waarneming als verlangend naar het gelukkige vooruitzicht dat die zich nog veel mooier zullen ontwikkelen. - En zo, mijn waarde, voedt mijn hartstocht zich eindeloos en zet er zich toe aan om in de volkomenheden van andere vrouwen de mijne te beminnen, ja te aanbidden. Door de versterkende invloed van mijn verbeeldingskracht is het gevolg van de indruk die zij op mij maken, dat zij mij des te meer afkeer inboezemen van | |
[pagina 152]
| |
hun tendresses, naarmate ik er meer mee op heb. - Ook zegt men hier ronduit: ‘The only way to his heart is the love of his wife. Indeed, she must be the most charming creature and the most accomplished woman, who ever existed; or, with all his wisdom, he is the greatest fool we ever saw.’-Je zult hier in het voorbijgaan weer gelegenheid vinden, mijn waarde, om een bevestiging te vinden van hetgeen de mond der waarheid gezegd heeft, dat namelijk wijsheid voor God, dwaasheid voor de wereld is.Ga naar eind167 Is er iets wat mij steun en kracht kan geven in zo'n denk- en handelwijze en in het lijden dat dit meebrengt, dan is dat alleen de hoop dat ik door de lange afwezigheid en het ongeluk eenmaal weer in de armen van die vrouw het geluk zou terugvinden. Door de afstand en het leed zouden immers de harten week gemaakt kunnen zijn en afgeleid van onderwerpen die buiten ons staan. Die hereniging zou ik nooit te duur gekocht achten, al had ik het niet alleen met dit verlies van staat, goederen en vaderland, maar met mijn bloed moeten betalen. En omdat deze hoop, dit vooruitzicht me ontvallen, o wie houdt mij nu staande in de dwarreling van driften, behoeften en woelingen waar mijn verstand in bezwijkt! Ach! waarde, kun je je iets zo verschrikkelijks voorstellen? Ik ben niet jaloers, mijn waarde! Dat was ik nooit. Ik ben er altijd van overtuigd geweest, en ik ben het nog, dat zij mij zelfs nu en ondanks haar veranderde verlangen, meer, ja eindeloos meer bemint en waardeert dan ze één man op de wereld kan beminnen. - Maar jammer genoeg is haar hoogste liefde ondergebracht in een rationele formule, = o, of tenminste in een oneindig kleine grootheid, terwijl ik het beste deel van mijn leven eraan gegeven heb om het tot een aanwijsbare hoeveelheid te brengen. Maar wat moet er van dit alles worden? Ik vraag dit mijn hart, en het kan, het wil niet antwoorden. Stel dat wij over enige tijd... ja, wat? kan ik het schrijven? dat de antipoden met ons van standplaats verwisselen en het dag werd waar het nu nacht is. Hoe zou, hoe zal dan het gedrag zijn? Zal ze mij ontvluchten, me trotseren? of mag ik mij nog vleien met een inkeer die de Hemel voor mij openen zou? - Stel dat de zon nog bij lange na niet doorbrak, dat de tortel het nestje op de een of andere berkentak gebouwd had en zijn wederhelft toekoerde en toezong?Ga naar eind168 Zou zij doof, weigerachtig zijn? het huwelijk openlijk verbreken door er zich | |
[pagina 153]
| |
misdadig aan te onttrekken? Wat moet ik denken? - Een raad in dat alternatief, dierbare! een raad! bid ik, weiger mij die niet. Nadat ik met deze brief enkele dagen geleden tot hier gekomen was, om hem af te maken als zich een of andere gelegenheid voor zou doen buiten de gewone omweg van de post, kreeg ik een volgende brief van mijn vrouw, die me zeer veel kalmte teruggaf. Weliswaar bevat die brief herhalingen en scheldwoorden &c. &c. maar hij is warm geschreven, en dat komt niet overeen met een koud vooropgezet plan. - Nee, ik geloof niet dat het haar ooit ernst was. Ik kan, ik wil het niet geloven. Zo gedrochtelijk kan zij niet denken. Enige dagen geleden, lieve zus, heb ik met een schipper een portret meegegeven om jou te overhandigen. Men zegt dat het sterk en veel meer lijkt dan een van de andere acht afbeeldingen die er gedurende mijn ballingschap door verschillende handen van mij gemaakt zijn, en het is mijn eigen werk. Ik dacht dat het je niet helemaal onaangenaam zou zijn. Zodra ik kan stuur ik je iets anders ter herinnering. Graag maak ik van deze zelfde gelegenheid gebruik om je een pakje van nieuwe Ellendige verzen of versjes (want het zijn allemaal kleinigheden) toe te zenden, maar lust en tijd ontbreken mij om ze in het net over te schrijven.Ga naar eind169 Hierna dus-en ook, wat heb je eraan? Ik voel van dag tot dag meer dat mijn geest uitgeput en mijn verstand verzwakt is. En nog menen sommige moeders in Londen (gelukkig voor de reputatie van het menselijk verstand zijn het er niet zo heel veel) te moeten denken dat ik gevaarlijk voor het hart van hun dochters zou kunnen zijn, en dat de arme schapen te veel van mij houden. Geloof jij dat, mijn lieve? Ik bedoel of jij gelooft dat zij het werkelijk denken, want de zaak zelf kan niet in ernst bedoeld zijn. - Zeker is het ondertussen dat wij aan het vrouwelijk geslacht veel meer aandacht schenken dan men hier in Engeland doet, waar het lijkt alsof de dames voor zeer inferieure wezens doorgaan, en de paarden het voornaamste zijn, of althans meer bemind bij de heren van de schepping. Men kan er dan ook zeker van zijn dat iemand die hier een vrouw boven een paard stelt, en dit durft te zeggen, of die een half kwartier een gesprek met een dame uithoudt, geen Engelsman is. Texier, die mijn eenzaamheid met mij is komen delen, verzoekt je, na de verzekering van zijn hoogachting, zijn inliggende | |
[pagina 154]
| |
brief aan mevrouw verder te bezorgen. - En ik neem de vrijheid je te vragen om de daarbijgevoegde brief van mij aan mijn broer Isaäc (ik vergat even dat ik er slechts één over heb)Ga naar eind170 in zijn handen te bezorgen, buiten mijn vader om, die ik apart schrijf. - Ik reikhals naar berichten van je; schrijf mij toch dat het bij jullie allemaal goed gaat en hoe de lieve Louise het maakt. Wees verder allebei evenveel verzekerd van mijn oprechte verknochtheid, liefde, en gevoeligheid voor alle bewijzen van tederheid die ik van jullie ontvang. God zal ze u vergelden! - Vaarwel, waarden, vaarwel, en vergeet niet soms te denken aan Jullie oprechte
Londen 17 november 1796.
p.s. Kun je me ook voor een redelijke prijs een Cats (tenminste zijn Huwelijk en zijn Trouwring) toesturen?Ga naar eind171 Maar niet met de post. Men wil hier een proefje van een vertaling van zijn werk uitgeven en men is daarvoor bij mij gekomen. Hij gaat hier door voor een van de beste dichters van de latere tijd, maar niemand bezit zijn werken. Ik kan er wel een te koop vinden, maar voor niet minder dan 8 guinea's. Misschien heb jij goede connecties met andere schippers, maar ik ken hier twee betrouwbare. Kapitein Bodeman, die met De juffrouw Henriëtte en kapitein Christiaansz, die met Het rendier vaart. Beiden varen ze steeds op deze stad, en meestal direct. Ik denk dat ze makkelijk op te sporen zijn. Ik heb het laatste deeltje van de Handschriften nog niet gezien.Ga naar eind172 - Is je dichtmuze nu zo diep ingeslapen dat ze niet eens wakker wordt? - of heeft de Nationale Conventie haar verbannen? In dat geval, lijkt mij, zou ik haar bij mijn zwerftochten wel ergens ontmoet hebben, en zeker had ik haar meteen herkend.
[Het ga je goed!]Ga naar eind173
p.p.s. Mag ik de brief aan mijn vader voor de zekerheid ook hierin sluiten? Nogmaals het beste! |
|