Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
[pagina 120]
| |
Bilderdijk aan zijn vriend Outhuys. Londen, augustus 1796Zeer geliefde, dierbare! Ja, het is zo, de onrust van de onzekerheid waarin ik leef ontneemt me vaak de tijd die mijn hart zou willen gebruiken om zich met een geliefde vriend te onderhouden. Bovendien komen er helemaal geen gedachten in me op doordat ik geen enkel vooruitzicht heb op iets wat zeker is. Voeg hier aan toe dat ik gedurende die onzekerheid niet werkeloos ben geweest, maar dag en nacht (meer dan zes maanden lang) heb gewerkt aan een heel omslachtig en belangrijk proces. Bij de uitkomst bleek het voor niets te zijn geweest-zou je anders kunnen verwachten? - en er is geen beloning of uitzicht daarop. - Ziedaar ongelukken in het ongeluk! Ik heb sinds half december in consulten, schriftelijke adviezen, memories, rekwesten, vertalingen van rechtszaken &c. zeker meer dan 250 guinea's verdiend, en behalve drie guinea's van een Hollander heb ik aan al de overige bankroet geleden. En zoiets is hier niet vreemd, vooral als men vreemd is. Wat me het meest ondersteunt zijn de Italiaanse lessen die ik geef, en daarnaast de vriendschap van een paar Hollandse families, maar wat maakt dit uit in een land als dit? - En toch wil je dat ik hier blijf! Ja, kon ik, mijn vriend, dan ging ik zeker naar zo'n werelddeel als dat waar de nood mij nu heen drijft. Maar het kunst- en geleerdheidopwekkend Albion dan? Zo noem jij het en iedereen met jou. Duizendmaal sprak ik er met duizend anderen ook zo over. Maar toen kende ik het niet, en geloof mij, geen natie in de wereld is minder bekend dan de Engelse. Ze is juist (en bijna in alles) het tegendeel van wat men zich van haar voorstelt. Ik ben zeker minder de dupe geweest van wat er algemeen over haar gezegd wordt dan anderen, want ik stelde haar in verschillende vakken, en vooral in de dicht- en schilderkunst al veel lager dan de andere Europese beschaafde naties. Maar ik had nooit kunnen geloven hoe het werkelijk is. Men zegt bij ons dat de mensen er ruw zijn en een onbeschaafd en onbehouwen voorkomen hebben. Het tegendeel is waar, de mensen zijn er beleefd (zelfs in de laagste volksklasse) en hulpvaardig, meer dan bij ons, maar... er is charlatanerie bij hen nodig. Zelf excelleren ze daarin en ze drijven die onwaarschijnlijk ver door. Die moet ook alles bewerkstelligen bij hen (ze hebben dat zelf | |
[pagina 121]
| |
niet door en leren dat ook niet) en het is de enige manier om fortuin te maken of een inkomen te vinden. En of dit nu de weg is die ik moet betreden, laat ik aan jouw oordeel over. Jij wilt dat ik mijn bestaan met schrijven zoek? - Onlangs hebben mijn gedachten zich in die richting gekeerd, maar juist ontvang ik een brief van mijn zus Elter, die de laatste stoot geeft om mij daarvan af te brengen. Ik kan jou haar redenen niet uitgebreid meedelen, maar ik vind dat ze juist en waar zijn en mij verplichten erin te berusten.Ga naar eind144 - Voor het overige kan ik hier met mijn volstrekte gebrek aan boeken, hersens en rust toch geen werk produceren dat van belang zou zijn en geleerdheid of denkkracht uitstraalt. Ook ben ik in heel korte tijd zo aan alles ontwend dat ik nauwelijks in staat zou zijn om een eenvoudige brief in goed Grieks op te stellen. [...] Wat gaf ik niet om een paar uur mondeling onderhoud met jou! Maar, lieve vriend, dit is mij ten enenmale ontzegd. Het is niet waarschijnlijk dat ik een hete luchtstreek overleef, uitgeput en verzwakt van hoofd als ik nu ben, en ooit het verwoest Europa terugzie. Maar dit beveel ik God aan, wiens heilige wil geschiede! Aan Hem, aan zijn oneindige goedheid geef ik mijn lot tevreden over. Bid slechts voor mij, dat zijn genade bij mij de eerlijke beginsels blijft behouden, en dat ik niet onder de verleidingen van geest en lichaam bezwijk. Als je bij mijn zus iets uit mijn ballingschap te lezen krijgt, meld mij dan eens hoe je het vindt. Ach! Ik ben dezelfde niet meer die ik geweest ben. Ik vind mijn schrijven dor, hard, onbevallig, eentonig, net zoals ik vind dat mijn denkvermogen uitgeput is en mijn vuur gedoofd. Met één woord: ik ben in een staat van verdorde ouderdom en zelfs dat wat ik voortbreng en nog een beetje dichterlijk is, heeft geen bevalligheid, geen zwier, geen houding. Ik drukte het zo uit in een vers dat ik onlangs op de verjaardag van een meisje maakte:Ga naar eind145 Al vindt men soms een handvol rozen
In late najaarslucht geteeld,
Zij missen het hartbekorend blozen,
Dat door de lentebloemen speelt.-
Zo zonder geur en frisse verven,
En op haar steel gedoemd te sterven,
| |
[pagina 122]
| |
Vertrapt haar 's wandelaars logge voet:
En geen der prille herdersknapen
Verwaardigt zich haar op te rapen
Tot siersel van de zonnehoed.
Ziedaar wat de voortbrengselen van een afdalende leeftijd zijn. Dit bovenstaande, lieve vriend, schreef ik enkele weken geleden, maar omdat ik geen gelegenheid had om de brief weg te sturen, bleef hij liggen. Intussen zijn sommige zaken veranderd en het schip waarmee ik vertrekken zou is zonder mij naar Demerary vertrokken. Jou alles, ja zelfs iets van de redenen van de verhindering te verklaren, hoort nu tot de onmogelijkheden. Maar geduld! Men meldt mij dat je oom nu in Amsterdam woont. Hoe komt dat? - Gaat datgene waarover wij wel eens meer gesproken hebben nog steeds door? - Gegroet, mijn waardste, en blijf houden van degene die van jou houdt. q.n. |
|