Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
[pagina 66]
| |
Bilderdijk aan zijn vrouw. Hamburg, 17 juli 1795Catharina klaagt in een brief van ongeveer 5 juli dat ze in zes weken niets meer van Bilderdijk gehoord heeft. Ze vermoedt dat zijn brieven onderschept worden, want in Holland gaat het gerucht dat Bilderdijk bij een plan tot een tegenaanval betrokken is. Abbema, de opvolger van Hartsinck als gezant in Hamburg, heeft daarover geschreven aan de Voorlopige Regering. Catharina verzoekt haar man de brieven via de Deense ambassadeur te versturen, want dan was er nog enige zekerheid om ze in handen te krijgen. Von Schubart heeft haar dit aangeboden. De zaken voor de verkoop van de boedel zijn inmiddels geregeld. Er is op 8 juni een akkoord gemaakt met de crediteuren om de bibliotheek van Bilderdijk te verkopen, zodat daaruit de schulden betaald kunnen worden. Maar de financiën voor Catharina zijn niet op orde: ‘de vraag is alleen waarvan ik leven moet? Je vader doet niets dus is van het goed van je moeder waar jij altijd zo hoog van opgaf niets voor ons gebruik dan de klanken of een schaduwbeeld dat niet aan te vatten is’. Bovendien had ze inkwartiering van Fransen gekregen: ‘ik en de meid hebben op de grond geslapen en zij hadden bezit van onze ledikanten genomen en toen iemand bij de gemeente dit als onredelijk afschilderde antwoordden die schelmen dat die klachten niets betekenden - dat ik in plaats van op de grond mij te behelpen met de meid met hun wel in een ledikant kon leggen [...] ik moest dit godloos leven in mijn huis dulden mijn goed bederven en mij laten uitvreten en zuipen en kon er niets tegen zeggen’.
Lieve dierbare! Vandaag ontvang ik eindelijk eens een brief van je, terwijl ik aanhoudend alle weken, en vaak tweemaal in de week onder verschillende adressen aan je geschreven heb, en je telkens gevraagd heb toch enig bericht van je te mogen krijgen. Ik vermoed nu dat al die brieven onderschept en kwijtgeraakt zijn, en zo is het zeker ook met die van jou gegaan. Ik heb geen gebruik gemaakt van het adres van de heer Von Schubart, deels omdat zoiets mij op de lange duur wat indiscreet leek, en deels omdat de visie die die heer sinds een paar maanden uitdraagt mij deed vermoeden dat hij liever niet met mijn brieven belast zou willen zijn. Uit jouw schrijven maak ik nu met het grootste genoegen op dat het anders zit. Je vraagt me hoe het met me gaat, hoe ik leef en of ik | |
[pagina 67]
| |
goede hoop heb. Dit alles en meer bijzonderheden heb ik je van tijd tot tijd geschreven, maar (zo blijkt nu) voor anderen. Ik heb een zware reumatiek gehad, waarvan ik nu nog niet helemaal hersteld ben, hoewel het wel beter gaat. Ik leef in een klein kamertje dat tamelijk goed is, werk dagelijks voor de goede zaak met de Hollandse minister en veel van onze voornaamste mensen die meer en meer uit Holland hierheen komen, en meestal naar Engeland oversteken. Dikwijls dineer ik bij de heer Hartsinck; zo niet dan bestaat mijn maaltijd uit brood voor een halve schelling (Hollands) en wat kersen, of voor enige daalders worst, en mijn drank is thee, want het bier is hier wel zeer goed, maar ik kan het niet verdragen, en de wijn is ondrinkbaar slecht en kost dan nog een Zeeuwse rijksdaalder of meer per fles. Intussen heb ik naar Engeland en elders geschreven voor een post. Nu houd ik me bezig met onder Engelse naam en gezag de deserterende Hollandse militie aan te werven, met de bedoeling daarvan een korps in dienst van Zijne Hoogheid te formeren. Dit schreef ik je ruim acht dagen geleden, met de toevoeging dat wie daar maar gebruik van wil maken, naar Osnabrück moet gaan (wat dicht bij onze grenzen ligt), waar de kolonel Van der Maesen het commando over het Hollandse depot voert. Een man van eer, en alle vertrouwen waard. Hieruit kun je ook begrijpen wat de oorsprong is van het gerucht dat Abbema doorverteld heeft. Ik heb nu niet alleen goeie hoop, maar meer dan hoop, namelijk vaste uitzichten, en daar werk ik aan. Misschien dat ik binnenkort zelf naar Engeland moet. Mijn reis naar Rusland, waar ik onlangs over schreef, gaat niet door. Voor de boedelzaken is een oplossing gevonden, meld je me. Goddank! Maar je vraagt waarvan je moet leven? Ik ben even bezorgd over hoe je daar leven moet (zoals het in Holland toegaat), als over hoe je het nodige krijgt. Mijn bloed kookt bij het lezen over de mishandelingen die je ondergaan hebt. Maar lieve! de wraak slaapt niet. God is met ons! - Waarom echter geen verzoekschriften aan de vertegenwoordigers van Holland gemaakt? Dit was de weg geweest. Nu je me meldt dat Van der Linden weer het baljuwschap van Den Haag waarneemt, begrijp ik wel dat hij je die raad niet gegeven heeft, maar dit alleen al is ontrouw. Hij had je moeten helpen, en had het gekund.Ga naar eind78 Onder- | |
[pagina 68]
| |
tussen zullen die mishandelingen doorgaan, en terwijl ze doorgaan worden ze steeds erger en onverdraaglijker. - Mij lijkt dat je de boeken maar in kisten moet pakken, met dat wat je meent van de meubels te moeten bewaren, en die in Amsterdam of elders in bewaring geeft. Dan draag je je volmacht aan Elter of iemand anders over en je komt hierheen. Je zult hier met dezelfde liefde als ikzelf bij de heer Hartsinck ontvangen worden, en we zullen hier samen brood en huisvesting vinden tot mijn toekomst duidelijk is. De beste weg is met een Hamburgse schipper te Amsterdam voor jezelf en bagage een prijs overeen te komen en over de Wadden scheep te gaan. Maar als je bang bent voor de zeereis (die eigenlijk het gemakkelijkst en zekerst is), dan is de postwagen die van Naarden afrijdt, het beste. Neem dan Elius en (als je wilt) ook een meid of iemand anders mee, die kan bij gelegenheid altijd weer teruggaan. - Geld dat iets voorstelt heb ik hier niet meer. Maar als je liever wilt blijven, meld me dan wat je wilt dat ik je vanhier overstuur: ik zal zorgen het bij elkaar te krijgen. - Als je de beslissing neemt hiernaartoe te komen, dan kan degene aan wie je de volmacht gegeven hebt na je vertrek de meubels op de veiling doen. Hij kan dan bepalen wat de prijs is waaronder men de voornaamste stukken niet laat verkopen, maar de koop ophoudt en de stukken terugneemt. - Bij het inpakken van de boeken moet je voorzichtig zijn en erop letten dat de kisten goed schoon, goed droog, en goed dicht zijn, omdat anders de boeken bederven. [...] Deze gaat weg onder adres van de baron Von Schubart. Ik wacht op dezelfde manier jouw antwoord af en besluit deze. God brengt ons genadig in elkaars armen terug! Ik durf het pakket niet zwaarder te maken door meer te schrijven. Vaarwel mijn dierbare, houd goede moed en maak het mij niet moeilijk met verwijten, maar hou van mij op dezelfde manier als God weet dat ik van jou hou; vaarwel! Groet allen die het goed bedoelen.
Hamburg, de 17de juli 1795. |
|