Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
Bilderdijk aan zijn schoonzus. Groningen, 5 of 6 mei 1795Lieve zus! Hoe aangenaam jouw lieve meeleven en het bewijs daarvan uit je aardige brief voor mij is, zal ik je niet proberen uit te drukken. Ik weet dat jouw hart oprecht en gevoelvol deelneemt aan mijn lot en ik dank er jou en de goede God voor. Lieve zus, wie ben ik dat Hij mij in mijn lijden zo'n zoete troost gaf als jouw liefde en die van je man! O hoe gelukkig acht ik mij dat ik de harten van jullie beiden heb leren kennen. Zonder die had ik nooit broederlijke of zusterlijke liefde ervaren en-maar waarom mijzelf week maken met voorstellingen die het hart meer ontroeren dan misschien goed is? Mijn toestand is, met alle aardigheden die ik overal krijg, drukkend. Maar Hij, die slechts kracht is, ondersteunt mij zichtbaar. En ja, ik beken het je, het is nog niet in mij opgekomen degenen die mij verbannen met mezelf te vergelijken.Ga naar eind46. Duizend malen denk ik aan de plaats 1 Kor. 10:13, en ben dan getroost om alles te ondergaan wat de heilige wil van mijn Eeuwige Vader meebrengt.Ga naar eind47 Over mijn vruchteloze reis naar de Zoutkamp, Winschoten &c. zal ik je niet schrijven, behalve dat ik mijn hoofd gestoten heb, dat alles vervallen is en ik hier weer met de handen in elkaar zit zonder kans om het land uit te komen. Wat moet ik nu doen? Jij meent dat ik veel vrije tijd heb en niets is natuurlijker. Ondertussen is het tegendeel waar en word ik afgetobd met bezoe- | |
[pagina 45]
| |
ken van allerlei slag van mensen. De een komt mij bekijken alsof ik een vreemd dier uit verre landen was, want zo ziet men tegenwoordig iemand die bang is om een valse eed af te leggen. De ander komt me beklagen, de derde ondervragen, de vierde bij mij opscheppen over de daden die hij voor of na de omwenteling van 1787 verricht heeft. En weer een ander probeert bij mij in een goed blaadje te komen en via mij bij de Prins, uit voorzorg tegen de tijd dat er weer eens verandering komt (zoals hier iedereen altijd zeker meent dat binnenkort zal gebeuren). Dan zijn er geleerden die zich met mij of mij met hen meten willen en schilders die mij portretteren willen of een silhouet willen trekken. Met mijn goed of slecht lijkende afbeeldingen beoefenen ze een van de grootste takken van koophandel en industrie die er nu onder de Groningers bestaat. Gewezen regenten, staats- of stadsministers, burgers en boeren &c &c. moet ik allemaal te woord staan en dat zonder ooit mijn zes schellingen te kunnen vorderen!Ga naar eind48 Hoe hard moet dit een advocaat vallen, bedenk je dit wel? - Dan weer andere bezoeken, uitnodigingen, lofverzen op mij, brieven over wetenschap of kunst, om onderricht, opheldering &c. Ten slotte moet ik ook af en toe de handen uit de mouwen steken en een tekening, een portret maken. En ik doe het omdat het mijn gedachten verzet en dus nuttig is. Maar als ik de aanloop kon ontwijken die ik krijg, zou ik wel tevreden zijn. Toch krijg ik hier zonder ophouden veel vriendelijkheden van drie of vier achtbare families. Ik voel me werkelijk aan hen verknocht sinds die korte tijd. Ach! In het ongeluk klampt het hart zich vast zo gauw het iets vindt om zich aan vast te grijpen. Een bijzondere professor in de theologie verleent mij allerlei diensten en toont mij de diepgaandste hartelijkheid, hetzelfde doet een zeer eerbiedwaardige dame, dochter van een groot staatsman.Ga naar eind49 Ze is schilderes, dichteres en meer dan men zich voorstellen kan aan de Prins gehecht. Ik kan niet minder zeggen van de dokter bij wie ik mijn intrek genomen heb. Ik ben op een zonderlinge manier aan hem gekomen. Als je die man ooit ziet, beoordeel hem dan niet op zijn uiterlijk, want dat bedriegt je ook op een zonderlinge manier. Geen mens zou van hem verwachten dat hij zo'n enorme kennis van de natuurkunde heeft, en ik heb onbegrijpelijk veel van hem geleerd. Maar de man is zo druk en overdreven gedienstig, voorkomend en zorgzaam voor mij, dat het mij afmat. | |
[pagina 46]
| |
Denk echter niet dat ik mij hiermee bij jou excuseren wil voor het nakijken van je dichtstuk.Ga naar eind50 Integendeel, dit zal me opbeuren en ik vraag je erom. Ik verwacht het zo snel mogelijk. Heb hartelijk dank voor je zorg over de kinderen en houd geduld als er niet met die bereidvaardigheid op gereageerd wordt die jouw liefde en het belang van de zaak eisen. Mijn vrouw heeft me wel in algemene termen iets geschreven over jouw en broers bereidheid om jullie het lot van Louise aan te trekken, maar niets bijzonders of zekers. Ik vertrouw jullie die taak toe, die jullie met zoveel liefde op jullie willen nemen. Nee, ik had niet graag dat het lieve kind met het ander in Den Haag bleef bij mijn vrouw. Maar let alsjeblieft op haar leugenachtigheid, die ik sinds enige tijd in haar ontdekt heb. Die zou een overheersende ondeugd bij haar kunnen worden. - Ik heb graag dat ze onder jouw ogen en zorg is. De vragen die de oude nicht over mij stelt, ontroeren mij.Ga naar eind51 De goede ziel begrijpt het geval zeker nog niet half, en haar goede hart klinkt erin door. Groet haar toch van mij en verzeker haar van mijn genegenheid. Groningen is een grote en mooie stad en ik zou willen dat je me hier kwam bezoeken. - Het is niet helemaal zo ondoenlijk. Nu het al wat verder in het seizoen is en de wegen bruikbaar zijn, rijdt men met een postwagen van Lemmer naar hier, en men hoeft nu van daar tot hier geen twee dagen achter elkaar op het water te sukkelen, zoals mijn lot is geweest. Hoe maakt onze Sindram het? Groet hem toch van mij en vooral de heer dokter Oskamp! Vaarwel, lieve zus, schrijf mij zo vaak mogelijk en blijf evenveel voor me voelen als je me zo hartelijk toonde. Vaarwel, God zij met je en Hij moge jou en de jouwen, de onzen, behoeden voor wat Hij over mij heeft laten komen. Maar zijn wil geschiede en Hem zij eer, dank en lof! Hij sterkt mij! Vaarwel! |
|