Leven, ach! Wat zijt gij toch?
(2006)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdDoodsgedachten aant.Ja, nog leef ik, lieve vrinden;
maar die morgen wederkomt
als het middagklokje bromt,
zal mij die nog levend vinden?
of - mijn kaarsje uitgedompt?
Ja, ik was en ben nog heden
onbelemmerd van gezicht;
de ingewanden doen hun plicht;
'k ben nog onberoerd van leden;
maar... wie kent het morgenlicht?
'k Heb reeds van mijn kindse jaren
op geen heden ooit gebouwd;
's mensen adem nooit betrouwd,
maar als schuim van waterbaren,
als een zeepnat-bel beschouwd.
| |
[pagina 81]
| |
Nimmer wilde ik voor de morgen
met een voorbaat van bestuur,
nimmer voor het avonduur
van d' onzeekren leeftijd zorgen,
of ik 't had in vaste huur.
Elke oogwenk zag ik 't sterven
(reisbegerig) voor mij staan.
Nooit een ochtend glom mij aan,
nooit een nacht kon 't veld ontverven,
of ik dacht naar 't graf te gaan.
Dag aan dag verlengde een leven
ieder tijdstip als gesloopt;
telkens weder aangeknoopt,
telkens als op nieuw gegeven;
altijd even onverhoopt.
Dankbaar mocht ik 't steeds ontvangen;
uit de hand die alles schenkt,
met vernieuwde kracht gedrenkt; -
zonder weerzin of verlangen; -
altijd door de dood gewenkt. -
Vijf- en twintigduizend dagen
vlogen over mij voorbij
met de doodbaar aan mijn zij;
in gestage wisselvlagen
van een stormend wereldtij.
En, nu zoudt ge mij verbieden
bij des levens laatste rook
uit te kijken, naar het spook,
| |
[pagina 82]
| |
dat nooit snelheid kon ontvlieden,
dat nooit schranderheid ontdook!
Nee! Ik wens hem niet te ontlopen,
'k geef hem met een blij gemoed
d' ongeveinsde welkomgroet;
'k zet de deur hem willig open
tegen dat hij komen moet.
Draalt hij nog -; ik ben te vrede,
maar verbeid hem dag en nacht
als een vriend waarop ik wacht;
en, neemt hij dit rompje mede,
gaarne geef ik 't hem voor vracht.
't Is toch nietig van stoffage,
en ik voel, het past mij slecht;
hier is 't scheef, en daar niet recht,
'k gun hem al die reisbagage,
waar ik geen belang aan hecht.
Want, mij veilig overvaren,
ja, dat zal die veerman wel:
daartoe heeft hij streng bevel.
Reeds voor duizenden van jaren
had hij 't briefje van bestel.
25 januari 1824
|
|