Het leven en eenige uitgelezen gedichten(1868)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Prins Willem de eerste. De glorie van zijn stam, en Neêrlands dierbre Vader; Wien God, en niets dan God, in 't vredig harte lag; De zwijger; Staatsman, Vorst, en Oorlogsman te gader, Maar Christen in 't gemoed, in wandel, en gedrag. Die alles onderstond voor 't bandenvrij geweten; Geen zucht voor Grootheid had, maar Waarheid, maar Geloof, En, daar hy 't Vaderland ontweldigde aan de keten, Zich-zelf en al zijn bloed blijmoedig gaf ten roof. Schuw, Hoogmoed, schuw zijn graf! Ontziet het, Ongodisten, Wendt de oogen van zijn stof, weêrstrevig bastaartkroost! Hy werkte en leed en stierf als Heilandvaste Christen: En gy, wier lof hem smaadt, ô Volkberoerders, bloost! 1822. Vorige Volgende