Galante dichtluimen(1780)–Willem Bilderdijk, Hendrik Riemsnijder– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] De bedrukte vrouw. Een Vertelsel. ‘Mevrouw, hoe zeer het mij tot droefheid moet verstrekken, Ben 'k toch genoodzaakt, U te ontdekken Den veegen staat van uw' Gemaal. De Kunst vermag niets meer tot redding van zijn' Kwaal! Zijn Leven kan niet langer duuren, Dan op zijn hoogst nog vier en twintig uuren.’ Dus sprak, zoo 't scheen, zeer aangedaan, Geneesheer Stijvius de weenende Agnes aan..... ‘Ach! (riep de droeve Vrouw,) wat moet, wat moet ik hooren! Is alle hoop, alle uitkomst dan verlooren? [pagina 34] [p. 34] Raak ik mijn' waardsten Schat, mijn' teêrgeliefden Man Voor altoos kwijt!.. dit schrikk'lijk denkbeeld doet mij beeven! Mijn hart krimpt weg! Helaas! ik zal, ik kan Dit wreed verlies niet overleeven! Mijn kragt bezwijkt reeds op het naad'ren van dien slag..... Ik kan niet meer!.. ô Hemel!... Ach!..’ Zij zucht; en zijgt in flaauwte neder. Die lieve Vrouw! wat mintze haar' Ega teder! Gelukkig, dat zig de Arts nog bij dit toeval zag. Zijn rasse hulp brengt haar in 't leven weder. Hij ondersteunt haar met zijn' arm; en zegt: ‘Mevrouw, Ik bid, bedaar, en maatig toch uw rouw. 'k Beken, 't valt hard, het geen men mint, te derven; Maar moeten wij niet allen sterven? [pagina 35] [p. 35] Verzagt het denkbeeld uwer smart! Jong, Schoon en Rijk, staan alle harten voor U open; Thans kan op nieuw een teder Minnaar hoopen, Op 't waard bezit van uw onschatbaar hart! Het voegt veelligt niet, tegenwoordig U te ontdekken Een' gloed... Maar ach! te hevig aangedaan, Kan mijne ontroering tot verschooning mij verstrekken; Mijn kwijnend oog doet U genoeg verstaan!..’ ‘Ach! (snikte de arme Vrouw) kan ik mijn oor nog leenen Aan Troost! Laat, laat mij weenen! ('t Was nogthans, of een lonk door 't vogt der traanen scheen;) Maar, Doctor! laat mij niet alléén. 'k Voel wel, dat in mijn bitter treuren Uw troost mij 't best nog op zal beuren.’ Vorige Volgende