Galante dichtluimen(1780)–Willem Bilderdijk, Hendrik Riemsnijder– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina XV] [p. XV] Inleiding. Den Treurtoon and'ren laatende, Den toon des Lasters haatende, Verkies ik blij vermaak; Niet morrende, niet schreijende, Niet schendende, niet vleijende, Is vrolijkheid mijn smaak. De vreugde is nimmer schadelijk, Het boerten niet versmaadelijk: Natuur zelve eischt geneugt. De Grijsheid, stram en krommende, Of Nijd en Boosheid, grommende, Versmaaden slegts de vreugd. Gij dan, die altoos knaagende, En gij, die lust'loos klagende, Of gij, die somber ziet, Wilt naar mijn' toon niet luisteren; Gij zoud dien slegts verduisteren: 't Vleit uw' gesteldheid niet. [pagina XVI] [p. XVI] Maar gij, die schuld'loos leevende, En geen geneugt weêrstreevende, Niet veinzend zijt, noch schuuw; Wilt, Jonge Liên! vrij naderen, (Maar zonder erg,) deez' bladeren Zijn dan geschikt voor U. Doch U, voornaam'lijk, Lonkstertjes! U, zoete Hartontvonkstertjes! Die Gul en Vrolijk zijt; U, die de zinnen streelende, Niets dan geneugt zijt teelende: U word deez' boert gewijd. Geen kwaad in 't lagchen stellende, Noch ooit U grijnzend kwellende, ô Schoonen! zult gij 't ligt Een lachje waardig reekenen..... Wat zoude ik voor die teekenen, Van gunst U zijn verpligt! Vorige Volgende