Voorberigt.
Dit werkje, dat tot eene uitspannning in een vrolijk uur aangeboden word, is van die soort van geschriften, tegen welke een hevig vooröordeel plaats vind. De meeste Schrijvers, die deeze lugtige snaaren roeren, doen zulks gemeenlijk op eenen walgelijken toon; zij schijnen alle de hartigheid te willen doen bestaan in eene vuige Bordeeltaal, die aan elk oor volstrekt stuiten moet, het welk niet van alle kieschheid geheel ontbloot is. De Geestige Franschen, aan wien anders de beschaaftheid zoo eigen is, zijn hier in niet minder buitenspoorig dan de wulpsche Britten. De vrolijke Grecourt, en het Legio zijner navolgeren, vergeetende, dat de Wellust zelve kieschheid vordert, bezoedelen hunne geestige invallen met het vuilnis der onbetaamelijkheid. Ik zwijg van de strafwaardige vermeetelheid, om spottend te schertsen met gewijde onderwerpen. Het laatste verfoei ik; en in hoe verre ik geslaagt heb in het vermijden van het eerste, zulks stelle ik aan het oordeel mijner Leezeren.