vains et fastueux d'égalité et de république, j'ai osé élever ma foible voix pour célébrer la Monarchie, seul asyle de la vraie liberté; et où la trouver, Monsieur, que chez vos compatriotes, le seul peuple du monde, qui a reconnu cette vérité, qui l'a mise en pratique, et qui, sans doute, sait apprécier les biens infinis que la simplicité de sa Constitution lui raporte. Voilà, Monsieur, les considérations qui m'ont engagé à vous offrir ces vers (épanchemens d'un coeur droit et ouvert) en célébration du prochain anniversaire de votre RoiGa naar voetnoot4), dont il plaise au ciel de rendre le règne toujours glorieux et heureux! et qui pourra n'être pas tout-à-fait insensible à l'hommage d'un Etranger, exempt de tous les vils motifs d'intérêt, qui dictent la plu-part des écrits, qu'on addresse communement au rang et au pouvoir des Princes, et rarement à leurs personnes sacrées. Je me flatte, Monsieur, qu'à ce titre ma patrie, qui m'a vû dans les temps orageux m'exposer pour mon prince et pour la justice opprimée, et qui toujours a applaudi à mes travaux poétiques, ne me reconnaitra pas indigne de l'essor que je prends en brigant ce faveur. Au moins, je me crois justifié à attendre de l'indulgence pour ma témérité, si c'en est une que d'aspirer à ce qu'on a cru de tout temps être permis à ceux qui cultivent les Muses tant anciennes que modernes.
Je suis etc.
|
-
voetnoot1)
- B. schreef boven zijn copie: ‘Copie d'une Lettre, jointe à quelques Exemplaires réliés en Maroquin doré, et addressée à Monsieur le Baron de Schubart, Envoié de Sa Majesté le Roi de Dannemarc et de Norvège auprès de LL. HH. PP. etc. etc. etc.
-
voetnoot2)
- Baron Herman Schubart (1756-1832), zeer bekwaam en verdienstelijk diplomaat; 1783 legatie-secr. te Dresden, 1784 in Den Haag, 1789 gezant aldaar; 1798 te Madrid; sinds 1802 in Italië, met ijver en succes vooral de Deense handels- en scheepvaartbelangen dienend. Had ook warm hart voor de kunst; beschermer o.a., eerst in Italië, dan in Kopenhagen, van Thorwaldsen. Ook in zijn Haagse jaren speelde hij een niet onbelangrijke rol. Sch. was hier getrouwd met een Nederlandse: Jac. Elis. Wieling (1764-1814); mede door dat huwelijk stond hij in betrekking met vele vooraanstaande personen in Holland. Onze taal sprak hij vloeiend. Meer bijzonderheden in Engelstoft og Dahl, Dansk Biografisk Leksikon, XXI, 387-389.
B. richtte zich in de volgende jaren nog meer dan eens tot dezen diplomaat, met verzoek om paspoort, aanbeveling, en dgl. Zie E.H. 170, 175, 183 (over antwoord van Sch.), 189, 195, 209 (aanbevelingsbrief van Sch.).
-
voetnoot3)
- Die monarch was de lichtzinnige zwakkeling Christiaan VII (1749-1808) in 1772 onder regentschap gesteld van zijn stiefmoeder, na den val van zijn befaamden gunsteling, den Duitsen dokter J.F. Struensee; Str. werd onthoofd, de koningin Caroline Mathilde, zijn minnares, verbannen. Bij een nieuwe paleisrevolutie in 1784 kreeg de kroonprins Frederik de macht. Ofschoon er door Struensee, en na 1784 opnieuw, grote verbeteringen in de regering, en in den toestand des volks in zijn brede lagen, tot stand werden gebracht, alles in naam van Christiaan, lijkt het toch wel gedurfd van B., het Deense volk geluk te wensen met dezen koning in verband met zijn aanstaanden verjaardag; een koning, die zijn jonge leven had vergooid, en sindsdien dertig jaar en langer geheel onbekwaam was om enig aandeel aan de regering te nemen. Evenwel, de nadruk valt in B.'s gedicht toch meer nog dan op den monarch, op de monarchie, die door ‘la simplicité de sa Constitution’ in staat is, zo ruimschoots het goede te bezorgen voor het ganse volk, niet belemmerd of verlamd door heerszuchtige, slechts eigenbelang najagende standen of groepen. B. denkt met afschuw aan den jarenlangen burgertwist in Nederland, en de daaruit voortkomende onmacht der stadhouderlijke regering; en niet minder aan de in Frankrijk woedende revolutie, die ook de omliggende landen heeft aangetast, en heel Europa bedreigt. Van de usurpatie van de souvereine macht door een groep zijn in het gedicht de De Witten het heilloze voorbeeld; in dienzelfden tijd (1660-1670) werd in Denemarken de machtspositie van den adel gebroken, en het koningschap erfelijk, en absoluut gemaakt. Die absolute monarchie bleef ook heel de achttiende eeuw door
gehandhaafd, ondanks den weder wassenden invloed van een hofadel. Ongeveer heel die achttiende eeuw was voor Denemarken een tijd van rust van buiten en van binnen, met geleidelijke opheffing van misstanden, bevordering der welvaart, en bloei van wetenschap, kunst en literatuur. Door die tegenstelling van het ‘zalig Noorden’, waar rust en bloei onverbreekbaar zijn verbonden, en het tweedrachtige, revolutiemakende Westen is B. gegrepen; de bron van Denemarkens volksgeluk lag in het werk der onvolprezen helden, die, in het verleden, ‘uw volk aan 't duldloos juk ontwrongen’ hebben: de helden van 1660-1661. (Ook Da Costa wijst op die jaren: DW. XVI, 412). B.'s kennis van Denemarken zal niet groot geweest zijn, en vooral van den literairen kant zijn gekomen: Klopstock had twintig jaar (tot 1771) in en bij Kopenhagen gewoond, in hoge gunst bij het hof. En zoals de Duitse taal in Denemarken een grote rol speelde, deed het ook heel de Duitse (naast de Franse) literatuur. Van de hoftoestanden zal B. weinig of geen kennis hebben gehad; toen Struensee viel, was hij nog maar een knaap. Als literatuur-thema kon hij hem ook later niet hebben leren kennen: dat begon pas in 1793.
-
voetnoot4)
- Het gedicht wordt in bovengen. Catalogus gesteld op het jaar 1792, hetgeen Da Costa, DW. XVI, 412 overnam. In alle uitgaven staat onder het opschrift in Romeinse cijfers het jaartal 1793. Het richtte zich tot de Denen, als zij straks des konings verjaardag zouden vieren; die viel op 29 Januari. Bekend is de afdruk in Vaderlandsche Oranjezucht (beide uitgaven gedateerd Leipzig 1805, maar de tweede in feite van 1809; overigens houden wij al de door B. uitgegeven werken ‘te Leipzig’, van 1789 af, voor gedrukt in Holland). Maar er is ook een afzonderlijke uitgave, ged. Leipzig 1794; deze kan niet in 1793 aan Schubart zijn aangeboden. Er zal echter nog een oudere druk zijn geweest, van 1793. Want de zo nauwkeurige Dr. A. de Jager kende exemplaren, met motto's voorzien, die in alle overige uitgaven ontbreken; het ene, uit Klopstock, bracht hem tot de ontdekking, dat B. hier enigszins dien dichter had gevolgd (Leeskabinet 1870, IV, 17v.). Beets wees het ook aan, met meer uitvoerigheid (Verscheidenheden VI, 106 vv.). Het ligt voor de hand dat Sch. van deze ‘uitgave’ zijn exx. heeft gekregen. - Dat in het gedicht de Franse koningsmoord niet genoemd
wordt (21 Jan. 1793), schijnt ook te wijzen op 1792 als tijd van ontstaan.
|