243. Bilderdijk aan P.J. Uylenbroek, 5 October 1786.
Hs. niet meer aanwezig. Gedrukt in Brieven, uitgegeven door Messchert, I, 144-150.
p. 144: |
[Lazarus Opwekking] vgl. p. 210 m. - [Van Hanswijk] Mr. Joh. Willem of zijn vader Jan v. H. (Ndl. Leeuw 1926, 59)? Vgl. M.I, 194. - [onzen Vriend de B.] Bern. de Bosch, overl. te A'd. 27 Oct. 1786. Vgl. p. 224 m. - [Elius] zie voorg. br. - [Theodoor] Olinde en Th. - [12 vel in bladen, enz.] moeilijk te verstaan! één van drieën: 1) bij de al eerder gezondene (18ex.) nu nog, op uw verzoek om meer, 12 losse vellen (elk ex. in 12o omvatte 2 vel - afgezien van titel en opdracht? - dus 6 exn), dat maakt samen 24 exn.; 2) vel is verschreven voor exn. (zond dus nu tweede dozijn; vel en blad zijn toch synoniem); 3) de getallen 12 en 24 zijn abusievelijk verwisseld. Het laatste lijkt het waarschijnlijkst, om p. 149. - [l ordr en twee groote gevouwene] die waren bij eerste zending als present-exn. bijgevoegd: niet in vellen, maar gebrocheerd of gebonden. Vgl. p. 149. Ordinair d.i. van het gewone formaat, hier dus 12o. - [gevouwene... groote in 't geheel enz.] er zijn twee exn. die groter formaat hebben; dat echter op ongewone wijze verkregen is. Men heeft geen groteren druk op grotere vellen gezet, ook niet hetzelfde zetsel, met de bladzijden wijder uiteen op groter vellen gebracht, maar de onderste helft van het ene vel, zo hoog mogelijk afgesneden, verbonden met de bovenste helft van een ander, gelijk, vel, eveneens zo hoog als het kon afgesneden, en zo uit twee gelijke vellen één volledig vel van groter formaat verkregen. Dit op den wens van zijn vrouw! Men moet ‘op gedrukt’ verbinden met ‘Er’: er op (op de vellen) zijn geen grote exn. ‘in 't geheel’: in 't geheel geen grote; het is maar octavo formaat in schijn. Van die
schijn-8o exn. had U. er twee gekregen bij de eerste zending (want hij heeft er al inlichting over gevraagd); thans krijgt hij verlof om uit de losse vellen nog zelf zo een derde ex. samen te stellen om aan Hofham te schenken (‘zoo gij 't zoo veel waardig acht’, zie p. 149). |
p. 145: |
[Maar van de Historie van Elius!] vgl. met de volgende blzn. B.'s Bericht, dienende tot opheldering van den Elius, Romance (nadat deze herdrukt was ‘voor de gemeene lezing’), in De Post van den Helicon (1788), 61-64. Voorts met beide het ms. Bilderdijks aaloude afkomst en Elius door N. Posthumus en A. de Vries, gesteld door den rector van het Haarlems gymnasium en met aantn. van De Vr. Kon. Bibl.; copie van Tollens, Bild.-Mus.; copie van Wap, Mij. Ltk.). Tenslotte Da Costa, De Mensch en Dichter W.B. (DW. XVI) 385-389, en het leerzame art. |
| |
|
van Prof. Kluyver: Bilderdijks afstamming van den Zwaanridder in Nieuwe Taalg. XI (1917), 179-187. De bijdrage van M.G. Wildeman in het Gedenkboek-1906: Bilderdijk en de genealogie (21-56) verraadt gemis aan allen historischen zin. Kluyver bewijst, dat B. goede gronden had voor zijn beschouwing en vele historische werken, aan welker betrouwbaarheid destijds nog niemand twijfelde, heeft bestudeerd en vergeleken, (de Annales Cliviae van Teschenmacher had B. in eigen bezit, in den 2en dr. van 1721: veilingcat.-1797, Histoire in folio no. 451). - Van B. zelf nog iets over Teisterbant, enz.: Gesch. d. Vad. XIII, 165-172. |
p. 146: |
[tot 1368] toen ging n.l. door uitsterving in de mannelijke lijn de regering over door huwelijk met de erfdochter in het huis Van der Marck. |
p. 147: |
[de nauwe verknochtheid enz.] vgl. pp. 72 b, 80 b, 155 n. - [Ega... Bergsche Edelen] zie Toewijding van mijne Urzijn en Valentijn, DW. X, 327-8. Wildeman, a.a. 28-29 en 50 geeft twee geneal. notities, die niet geheel met elkaar overeenstemmen; in een vage en foutief gestelde verwijzing naar een bewering van B. over een Imbyze van Batenburg doelt hij stellig op hetgeen Wap schreef, a.w. 33-34, omtrent een mededeling van Tollens, waaraan men ook geen recht houvast heeft. Er was een neef van C.R.'s vader (broederszonen) gehuwd met Ma. Ca. Imb. v. Bat. Wildeman noemt dat ‘een neef in den zesden graad’ van Ca. Ra. Kollewijn, I 151, zegt echter rondweg, maar met beroep op Wap, dat B. zijn vrouw deed afstammen van de Batenburgs, en door dezen van de Gordons en van Jacobus I. Heeft hij echter voldoenden grond voor die vertolking? De zaak zelf doet er weinig toe, maar wel de vraag, of B. durfde beweren, dat voorvaders verkregen worden door de vrouw van een neef. - Wildeman beweert ook ten onrechte, a.a. 31, dat B. voor Odilde een wapen fantaseerde. Lang voordat B. in de familie Woesthoven huwde, voerde Pieter Woesthoven, gehuwd met Margaretha van Vollenhoven, het wapen reeds (ms.-genealogie Woesthoven, Centr. Bur. voor Gen., 's-Grh.) Vgl. over Wildeman's genealogie br. 98ann. |
p. 148: |
[bladz. 47 (2e dr. 59)] DW. I, 50. - [bladz. 22 en 23 (bl. 31 en 32)] id. 31 en 32. |
p. 149: |
[bladz. 37 (bl. 49)] id. 42. - [bladz. 18 en 19 (bl. 27)] id. 29. - [Hofham] O.Ch.F. Hofham (1744-1799) schreef vertogen, gedichten, toneelpoëzie; hij werkte in A'dam en Berlijn. Vgl. Br.-M. I, 212/3 en pp. 62 m en 245 o. - [vier vignetdrukjens] de eerste, zeer kleine, oplage heeft slechts vier vignetten, - de tweede, van 1788, titelplaat en zestien vignetten (vgl. p. 227 m). - [Helena van Constantinopelen, Griselda van Saluzzo &c] zie Te Winkel II, 131 vv., 309 vv. |
p. 150: |
[de Historie van den Ridder met de zwaan] id. I, 345 vv. Over De ‘Orde van den Zwaan’ schreef Prof. Dr. J. Wille in 25e-26e Jaarversl. Ver. Bild.-Mus. (1935), 19-30. |
|
|