209. Anne Luzac aan Bilderdijk, [1 of 2] Febr. 1785.
Hs. U.B. Amsterdam; A. 1k en 1. Gedrukt: Eerste Huwelijk, 17-20; Historia 1942, 81-83.
Collatie E.H.: De br. is eerst gedateerd 19 Januari, daarna: Februari, waarbij het cijfer 19 verkeerdelijk is blijven staan. Er zal, om den volgenden brief, 1 of 2 hebben moeten staan. P. 17, r. 15 v.o. achter gedagt lezen: dat ik u scheinheiligheid nimmer zoude kunnen ontdekken en (dat uw enz.). R. 3 v.o. achter ontfong: Ja, gewisselijk: Judas heeft insgelijks zijn Heer met een kus onder schein van vriendschap verraden, 't geen gij ook hebt zoeken te doen wanneer Uwed: met schoone woorden valsche zoenen kwaamt geeven, zonder dat uw hart het in waarheid meenden. R. 2 v.o. misleiden, lees: verleiden, en vervolg: en op een slegte weg moogelijk te willen brengen. - P. 18, r. 3 v.b. achter dit kan: in geen goed hart. - Na r. 4 vervolgen: Derhalven kan ik niet denken, dat Uwed: een eedelmoedig, maar wel een laag Character hebt, zelfs nog erger als de Heer B...d. Want anders zoude gij uw geheel anders jeegens mij gedraagen hebben en van het vertrouwen dat ik in uw stelde geen misbruik gemaakt hebben. Maar dit leerd hoe weinig staat er op een mensch te maaken zij, en dat in hem niets anders dan onstandvastigheid te vinden is. Daar is dan niet als die op den Onveranderlijke vertrouwd, die nooit te vreezen heeft, en op wiens hoope hij nooit beschaamd hoeft te worden. - R. 9 v.b. achter vervat is te lezen: die de pligt omtrend God en zijn Naasten voorschreifd, die het bedriegen en geveinsdheid verbied en er de zwaarste straf opdreigd! - R. 13-14 v.b. het oogmerk bereiken, lees: bereiken aan het oogmerk. - R. 15 v.b. achter als dat is weggelaten de zin: Gij zult waarschijnelijk denken dat is om mij te wreeken, maar dat zij verre. - R. 16 v.b. achter te brengen vervolgen: waar aan gij misdaadig zijt. - R. 17 v.b. achter smert: en mijn hart het meeste
grievd. - Achter r. 22 v.b. aanvullen: ik moest nog eenige slaapelooze, koorssige en onrustige nagten doorbrengen; ik moest nog eens in Doctors handen koomen, waar in ik niet lang genoeg geweest was. - R. 8 v.o. achter vinden: want men krijgt altoos loon naar werken. 't Zal uw moogelijk nog wel eens berouwen; maar niet voor dat het te laat zijn zal. Gij zult uw oneerlijke handelwijs wel eens herdenken; te minste indien uw geweeten nog niet is uitgedoovd, en gij zult ondervinden het geen ik uw heeden zeg. Nu zult gij mij kwaalijk neemen dat ik u dit onder het oog breng; dog misschien zal er nog een dag koomen, dat gij er mij op uw bloote knieën voor zult danken. Want (ik kan enz.). - P. 19, r. 8 v.b. achter boek: Ik koom binne kort in Den Haag en dan zou ik mogelijk andere dingen doen en zeggen, die uw nog onaangenaamer zijn zou, en uw toonen dat men met geen Meisje kan doen wat men wil en dan maar weer bij een ander te gaan; maar anders (vergeeve ik enz.). - Onderteekening: N.L. - P. 21, r. 1 v.b. point, lees: point du tout. Onderteekening A.L. - Spelling, buigingsuitgangen enz. door Van Vloten op tal van plaatsen verbeterd; ook in Historia nog niet geheel volgens het hs. |
|
Annotatie: |
p. 17: |
[zes weken... voorbijgegaan] uit de verandering van datum (zie collatie) onderaan den brief maken wij op, dat hij al op 19 Jan. geschreven is, maar met het voornemen, de verzending uit te stellen, tot zes weken verlopen zouden zijn na zijn laatsten brief (ontv. 16 Dec.). Het toont nog eens weer, hoe moeilijk het haar viel haar illusie op te geven, zelfs nu zij zekerheid had verkregen, dat hij sinds maanden ‘zijn geluk bij andere had gezocht’. |
p. 18: |
[nog erger als de Heer B...d (collatie)] verm. B.'s ‘lieve vriend’ Brand, die dagelijks in de omgeving van Netje's zwager Le Jeune verkeerde (zie p. 172 b.). Hij was toen nog niet gehuwd; de datering van den Bruiloftszang (DW. X, 273 vv.) is foutief; lees: 1785 (ondertrouw 24 April). Waarschijnlijk hebben Le Jeune en zijn vrouw door Brand afdoende kennis gekregen van B.'s verhouding tot C.R. Woesthoven (misschien wel met goedvinden of op verzoek van B.?; hun vriendschap althans bleef ongestoord). Het ligt voor de hand de oorzaak van Netje's |
| |
|
slechten dunk van Brand's karakter daarin te zoeken, dat zij weet had van zijn rol in dezen, waarvoor zij hem allerminst dankbaar kon zijn, hoezeer zij God danken wilde voor de ontdekking op zich zelve (p. 17). - [Ik moest nog eens in Doctors handen koomen (collatie)] vgl. p. 194 m. |
p. 19: |
[mijne brieven... terug te zenden] B. schijnt het niet gedaan te hebben; want hoe kwamen zij anders in het bezit van B.'s dochter en - via H.W. Tydeman - van B.'s kleindochter? Zie voorw. E.H. Zo missen wij ook de ‘teedere brieven’, die B. aan A.L. had geschreven (pp. 18, 20), en de gelegenheid, te zien, van welken aard en van welken tijd die tederheid was; zij zullen bij A.L. zijn gebleven, en, hetzij nog door haar zelf, of na haar dood door anderen, zijn vernietigd. Of heeft de ruiling toch plaats gehad? Dan zou B. zelf zijn deel hebben vernietigd, en Netje het hare bewaard, maar dat later afgestaan hebben aan Catharina Rebecca door bemiddeling van haar stiefmoeder. Zie E.H. 22. - [het boek] Mijn Verlustiging? vraagt Van Vloten. Het is wel heel onwaarschijnlijk, dat B. zulk een boek aan dit meisje ten geschenke zou hebben gegeven. Vgl. haar opvatting van liefde aan slot van dezen brief (p. 21). Wij kunnen ten hoogste gissen, dat hij enige losse bladen van den eersten druk heeft samengevoegd met een paar prijsdichten, zo ongeveer als hij vroeger voor zijn nichtje Pelgrom de Bie had gedaan (vgl. p. 20 m.). Een ex. van De Geuzen als aan Van Goens? Het is zeer de vraag, of zij er belang in stelde. De schenking zal wrsch. vóór de ons overgeleverde corresp. gedaan zijn. ‘Het (mij geschonken) boek’ kan echter ook wel geheel buiten B.'s werk gelegen hebben. Non liquet. - [D'une amante infortunée, etc.] waar Netje dit gedicht, dat zij zo bijzonder toepasselijk achtte op zich zelf - zeker ook wel, omdat het den weg tot terugkeer zo ruim open stelde - gevonden had, weten wij niet. |
p. 20: |
[perfidie?... des choses que j'entendois journellement de vous] vgl. br. 193 (E.H. 14 m.), en ook 178 (over brief van zuster). Die herhaalde verwijten of waarschuwingen op grond van kwade geruchten kan zij hem eind Nov. en begin Dec. hebben gedaan, maar ook wel vóór het begin der ons overgeleverde correspondentie: zij kenden elkaar reeds zo lang en haar pretentie was veel ouder dan Oct. '84. Vatte zij hier ouder en jonger verleden samen (‘ne vous ai-je pas dit toujours’ etc.), ook verzekeringen van hèm uit vroeger en later tijd? Heeft zij bepaalde verklaringen van B. onwillekeurig wijder strekking toegeschreven dan zij feitelijk hadden? Heeft B. op het laatst haar navragen met advocatenhandigheid gepareerd, of óók met een leugen ‘om-bestwil’ gestild? Bij de schaarste en de één-zijdigheid der gegevens mogen wij tevreden zijn, de hoofdtrekken van deze merkwaardige ‘liefdesgeschiedenis’ - van deze vriendschap die (aan één kant) liefde wilde heten - met overtuiging te hebben kunnen aanwijzen, en er in berusten, omtrent menig detail in het onzekere te blijven. Wanneer wij met inachtneming van alle beschikbare gegevens tot een welsluitende voorstelling kunnen komen, waarin goede, eerlijke bedoelingen aan weerszijden, bij tweeërlei zwakheid en tweeërlei misverstand, het gehele geval duidelijk beheersen, en waarbij de karakters onaangetast blijven, noch in het belachelijke vallend ter ener, noch in het verachtelijke ter anderer zijde, dan is het onbetamelijk, een visie op te dringen, waarbij de ene partij de verpersoonlijkte valsheid lijkt en de andere de vervolgde en mishandelde onschuld. En dit te meer, wanneer daartoe het toch al eenzijdig getuigende materiaal door schifting, besnoeiing, onjuiste ordening, smalende, tendentieus gissende toelichting, wordt aangevuld en
pasklaar gemaakt. |
|
|