179. Bilderdijk aan Cath. Reb. Woesthoven, 30 Oct. 1784.
Hs. U.B. Amsterdam; B. 11r. Gedrukt: Eerste Huwelijk, 105-107.
Collatie: P. 105, r. 6 v.o. lees: uw lieve lippen. P. 106, r. 2 v.o. minzaam, lees: minnelijk. P. 107, r. 11 v.b. ontsloten, lees: ontstoken.
|
|
Annotatie: |
p. 105: |
[naar Leyderdorp] dien dag, Zaterdag 30 Oct., viel ook de wandeling met Netje Luzac, vermeld in br. 181 (zie de coll.). Een bezoek aan Luzac kan hebben gediend om met de verwanten van Trago (vgl. p. 190 o.) te overleggen, wat er nog gedaan kon worden om althans uitstel te verkrijgen van de executie, die spoedig werd verwacht: de furieuze Van der Marck zou 10 Nov. door Marcus vervangen worden. Op 4 Nov. werd het smeekschrift van vrouw, moeder en zwager aan den Prins aangeboden en denzelfden dag door dezen nog naar het Hof van Holland doorgezonden - met surchéance der zaak - om advies. Mogelijk is B. i.v.m. deze zaak naar Leiderdorp gereisd, om daar beter onopgemerkt samen te spreken. Het kan echter ook heel goed zijn, dat hij daar iets had te onderzoeken omtrent den schout van Leiderdorp, Mr. C.P. Chastelein, 'n heftig patriot, die niet overweg kon met de prinsgezinde boeren, op de brutaalste wijze optrad tegen den baljuw van Rijnland, den prinsgezinden Jonkheer W. van der Does van Noordwijk, voorman was in het Leidse Vrijcorps, nijdig vervolger van Le Francq van Berkhey, ook promotor van Leiderdorpse ‘Societeit van Wapenhandel’. Zie N. Ndl. Jaarb. 1785, 105; Polit. Kruyer V, nr. 221; Berkhey, Bat. Menschelijkheid, 2e dr. 1804, 228-246; Cat. Bibl. gem. arch. Leiden, n. 9104. Vgl. ook br. 235. B. was, zegt Berkhey, t.a.p. 233, ‘tot bezwijkens toe... de voorspraak van de voorstanders der Oude Constitutie en Oranje’: hij was ‘de Beschermer, daar alles na toe vloeide’. En voor de Leidse Oranjelieden was hij dit in samenwerking met Elie Luzac. Ongevraagd was hij Berkhey zelf op een critiek moment voor de Vierschaar te hulp geschoten (id. 245). |
p. 106: |
r. 3 v.b. en r. 2 v.o. [licht plach toe te lachen; het gewenschte teeken] C.R. placht blijkbaar omstreeks 10 uur in den ‘voornacht’ door een lichtsein uit haar kamer te kennen te geven, dat zij op bezoek rekende. |
|
|