| |
| |
| |
178. Anne LuzacGa naar voetnoot1) aan Bilderdijk, 22 Oct. 1784.
Hs. U.B. Amsterdam; A 1c. Gedrukt: Eerste Huwelijk, 7-9; Historia 1942, 78.
Dezen eersten der elf brieven van Anne Luzac, die ons door Van Vloten zijn medegedeeld, ten onrechte door hem de derde geacht, drukken wij geheel in zijn oorspronkelijken staat weer af. Hij moge voldoende staal zijn, hoe in zijn boek de tekst is verbeterd. Historia 1942 geeft de brieven wel onverkort, maar ook lang niet ‘geheel oorspronkelijk’, al wordt dit beweerd (85 n.).
Tenzij Van Vloten ons zou misleiden, zijn hem niet meer brieven van A. Luzac aan Bilderdijk bekend geweest, dan de elf die hij naast die van Bilderdijk aan Catherina Rebecca Woesthoven, als ‘Voorspel’ heeft uitgegeven in Mr. W. Bilderdijk's Eerste Huwelijk 1784-1807 (1873). De opmerkingen waarmede hij de brieven verbindt, en daarin het herhaalde ‘het schijnt’ vereisen wel critische lezing en toetsing.
Deze eerste brief is geen antwoord op een epistel van B., maar sluit aan bij een mondeling onderhoud van omtrent een week geleden. B. zal dus omstreeks 16 Oct. (Zaterd.) Luzac hebben bezocht. Stellig niet voor het eerst, sedert hij advocaat was geworden. In 1808 schrijft hij aan H.W. Tydeman, van 1782-1786 te hebben gepractiseerd met en tegen ‘de beide groote Luzacken’, t.w. Mr. Elie en diens neef Joan (Br. I, 97). Dit kàn
| |
| |
een onjuiste herinnering zijn, na een kwart eeuw. Maar in elk geval vinden we hem in de 2e helft van 1783 tezamen met E. Luzac optredend in rechten ten bate van Le Francq van Berkhey, als ook voor anderen (Berkhey, Batavische Menschelijkheid, 2e dr. 1804, 233).
In zijn studententijd reeds kwam B. vaak ten huize van Luzac (E.H. 22). Zijn intieme academievriend Johan Valckenaer was aan de Luzac's geparenteerd. Diens neef Etienne Luzac werd hem ook een vriend voor het leven (zie Bijl. C). Weer een andere Luzac, Mr. Elias Joël, neef van Elie, later schepen te Breda, behoorde ook tot den kring, die met Kumpel veel verkeerde (Curr. Vit.). En ook Kumpel stond bekend als trouw bezoeker van den boekhandelaar en uitgever op het Rapenburg. Bilderdijk was meer dan dat: hij werd er een gaarne geziene vriend.
In dien tijd zal Netje hem hebben leren waarderen als vriendelijk, behulpzaam, en belangstellend in haar gedrukte, vereenzaamde leventje. De bonté's, faveurs, bienfaits, de complaisance infinie, enz., waar zij in de elf brieven telkens op terugkomt - het vermaken van haar pennen, de hulp bij brievenschrijven - het zal voornamelijk herinnering zijn uit dien tijd. B. was medelijdend, goedhartig van aard, en zal sympathie voor haar hebben opgevat, en zij, te goeder trouw, zich al meer aan hem hebben opgedrongen. Haar aanhankelijkheid en naïeve goedheid monterden den somberen B. op. Charmeur als hij was, lerend over de vriendschap - ook met de andere kunne - als over den allerheiligsten band (aldus Kumpel), bond hij haar sterker aan zich, dan verantwoord bleek. Na het verkeer met hem wellicht enigen tijd te hebben gemist, zag zij hem weer ten huize haars vaders verschijnen als Haags advocaat, en verdediger, evenals haar Vader, van benarde Oranjeklanten. Met dezelfde dankbaarheid van voorheen, en in stijgende verering en bewondering zal zij de oude vriendschapsbanden hebben aangetrokken: hij kan, hij moet haar vertrouweling zijn. Met hem spreekt zij over haar ‘vie triste et languissante’ (E.H. 6), over de geringe liefde die zij thuis, sinds 1780 bij een stiefmoeder, ondervindt, ook van haar eigen vader (id. 8), straks over een gelukkige betering daarin bij den laatste, over 's vaders humeur, over de bazigheid van haar zuster. Hij hoort bij haar, gaat zij zich inbeelden. Herhaalde, scherpe waarschuwingen tegen dien gevaarlijken waan baatten niets: zij geeft ze aan hem door. Ami en amant, vriendschap en‘welmeenende lievde’ zijn voor haar synoniem. Zij is dankbaar voor ‘l'estime dont vous m'avez honorée jusqu'à présent’ (E.H. 12), en smeekt hem om ‘quelques petites marques d'affection’ (id.). Zij hoopt op de eer, hem eens weer ‘een lekker
kopje thee te schenken’; en dan heeft zij - voor eenmaal - de stoutheid te schrijven, dat zij hem liever eens hartelijk zou omhelzen, dan met hem te kijven’ (E.H. 13). De briefwisseling moest geheim gebeuren, begreep Netje (per post, per schuit; al naar gelang vader thuis of afwezig was: E.H. 6 b. en o., 16), maar tegelijk vermoedt - en hoopt - zij, dat vader wel wat gemerkt heeft (id. 6). Maar de ouders merken niets; zij ontvangen vriendelijk een neef uit Gouda, die den weg komt banen voor een pretendent naar haar hand. Zij antwoordt ontwijkend: nog heel geen lust om te trouwen! Hij doe geen verdere moeite! Maar hij zal toch wel komen opdagen, vreest zij, die partijloze jonge man; doch B. is de enige, voor wien zij geheel leven wil, en kan. Twee bewijzen voor één, hoezeer zij op hem bouwt: hij krijgt tegelijk den zo scherp waarschuwenden brief van de getrouwde zuster in Den Haag ter inzage: bij gelegenheid hoort ze er zijn gedachte wel eens over.
Zo klemde het brave, argeloze meisje zich vast aan den vriend, dien zij als levensgezel had verkozen, zonder zelf in ernst gekozen te zijn. En B. had zich min of meer de rol van minnaar laten aanleunen, uit sympathie en medelijden. Er waren ‘teedere brieven’ gewisseld: eerst in vacantie?; in elk geval vóór hij zijn ‘geluk bij andere (ging) zoeken’ (E.H. 18). Er werden tranen gemengd, er werd gekust. Kussen en tranen waren in dien tijd goedkoop. Men zie b.v. Höweler's Aagje en Betje over deze uitingen van de ‘hooggestemde achttiende-eeuwsche vriendschap’ als ‘schoonen vorm (soms) van zelfbedrog’ (passim; vooral 52/53). Vóór hij haar nog de illusie geleidelijk had kunnen ontnemen, overkwam hem toen plotseling de laaiende verliefdheid op Catherina Rebecca. Wat nu? Moest hij door onmiddellijk afbreken der relatie haar zo gevoelige gemoed (E.H. 22) al te bitter krenken, misschien haar leven knakken? En een conflict met haar vader uitlokken, die een man van invloed was in hun beider politieke sfeer? Hij zou trachten haar zonder te grote schokken den werkelijken toestand te doen zien, door uitstel van de zo begeerde bezoeken, en brieven. Hij is tenslotte in zijn opzet geslaagd, maar niet zonder soms in spitsvondigheden en onwaarheid te vervallen - en het doel heiligde zulke middelen niet. Onwillig, maar gedwongen, deed zij ten leste in een vertoornden
| |
| |
brief vol verwijt den onvermijdelijken stap, de deur toch nog open houdend voor zijn tevergeefs gehoopten terugkeer. Met haar rustigen aard, haar vaste karakter, en haar vromen zin aanvaardde het meisje de teleurstelling met gelatenheid. Hoe nobel is de laatste der elf brieven!
Zij wilde bij het afscheid alles goeds van hem denken en voor hem hopen (E.H. 21); een twintig jaar later heeft zij nog alles goeds over hem te vertellen, - alleen die ontrouw, die achterhoudendheid (id. 22)! Zij heeft nooit beseft, dat haar naïeve opdringendheid en haar blind vertrouwen tegen alle waarschuwingen in, het B. juist zo moeilijk hadden gemaakt. Hij had haar ‘aangesproken’ (E.H. 18), hij had haar ook vastgehouden tot het uiterste toe, naast die andere: zo bleef zij het zien (id. 20-22). Maar haar brieven zelf leveren ons een andere voorstelling van het geval, hetgeen Thijm in zijn bekende artikel ook reeds heeft opgemerkt (Gids 1876, III, 317-319).
Deze lange inleiding op haar brieven zij ons vergund als tegenwicht voor Van Vloten's sarcasmen over B.'s karakter en gedrag in dezen.
J'aurois, très cher Amant, accomplie plus-tot ma promesseGa naar voetnoot2), mais j'ai prémierement voulue attendre jusqu'à ce que je trouvasse l'occasion pour faire remettre ma lettre en suretéGa naar voetnoot3) à la Poste; ce qui [ne] se présentat qu'aujourd'hui. Secondement, j'ai crue qu'en attendant quelques jours, mon cher Pere s'entretienderoit enfin avec moi à notre sujet. Point du tout.Ga naar voetnoot4) Il me témoigne de jour en jour plus d'amitié, et son humeur est toujours de même depuis son retour d'OosterhoutGa naar voetnoot5), quoiqu'il ait êté indisposé par la multitude de ses occupations. J'ai néamoins, pue remarquer qu'il s'en est apperçu; ce qui [ne] m'étonne point; puisqu'il n'est pas assez aveugle, et trop rusé pour le contraire.
Mais j'ai une autre nouvelle à vous communiquer: Après que vous êtiez parti, notre Cousin Verhaar de TergouwGa naar voetnoot6) est venu, pour passer une nuit ici (je ne sais si vous le connoissez ou non) et m'a demandé quel age que j'avois? Je lui repondis tout uniment dixhuit ans passé, ne croiant pas qu'il avoit des raisons particulieres pour me faire une pareille question. Voici, je fus bien trompée et étonnée en même tems, lorsqu'il me
| |
| |
dit qu'il avoit une commission à ma faveur d'un jeune homme qu'y n'étoit ni de l'une ni de l'autre faction. Ma réponce fut fort sesche en lui sollicitant d[e n]'en pas parler à mon Pere, parce que, je lui dis, je n'ai pas encore envie de me marier. Je crains pourtant qu'il ne me l'envoie, en croiant que cela poura s'arenger avec le tems; mais alors il s'abusera éxtremement, veu que je ne suis nullement d'intention d'abandonner celui qui a versé tant de larmes pour moi!Ga naar voetnoot7) De manquer de foi et de fidellité à celui qui est seul digne de toute ma confiance, de mon plus vif amour et de ma plus tendre affection! Certainement je serois alors et ingratte et infidelle. Non: ce coeur sensible, ce coeur tendre, que j'ai reçu de cet Etre qui est la bonté, la tendresse même, ne s'abaissa point au desous des Brutes sauvages; que dis-je? ne se rendra pas plus méprisable que les Animaux féroces qui sont reconnossants envers leur bienfaiteur. Combien à plus forte raison, ne dois-je pas l'être pour celui qui veut me rendre heureuse, si c'est dans son pouvoirGa naar voetnoot8), aussi longtems qu'il vivera, et qui sacrifie sa santé, sa vie même pour moi? O, si je pouvois en éxprimer les sentiments tel qu'ils sont gravés dans mon coeur!Ga naar voetnoot9) Mais je ne le puis. Bien loin de les dépeindre dans toutes leur forces, où trouver les mots qui soient capables d'en tracer les foibles nuances? Je ne les connois point. Ils me sont inconnus et ils me le seront éternellement. Sensible autant qu'on puisse l'être, aux marques d'estime d'un coeur aussi noble, d'une âme aussi élevée, dont la grandeur se manifeste par toutes les actions, je me croirois mille fois trop heureuse en partageant mutuellement avec lui ses plaisirs et ses peines, sa douleur et sa joie! Peut-etre que vous m'accuserez aussi de me servir de belles Phrases bien tournées pour feindreGa naar voetnoot10), comme dans l'incluseGa naar voetnoot11), que je vous prie de lire: car enfinGa naar voetnoot12) j'aie recue une lettre de ma chére SoeurGa naar voetnoot13), qui m'a navrée le coeur et me l'auroit entierement déchiré, si le témoignage de ma conscience ne me sufisoit pas, pour me justifier. Renvoiez la moi S: V: P: et
| |
| |
dites par un mot ce que vous en pensez; ou autrement gardez la jusqu' à ce que j'ai la satisfaction de vous voir, ce que j'espère sera bien tot. Vous m'obligerez aussi infiniment cher Ami! si vous voulez avoir la bonté de m'informer de l'état de votre santé; (la mienne est passable) car vous êtes un objet trop tendre à mon coeur, et qui mérite trop mon attention pour ne pas m'en informer. En attendant que mes voeux s'accomplissent, j'ai le plaisir de vous assurer, que je serai, jusqu'au dernier soupir de ma vie,
votre constante et sincère amante
A: Luzac.
Leiden, le 22 Octobre 1784.
|
-
voetnoot1)
-
Anne Luzac (1766-1839) was het enig kind uit het tweede huwelijk van den veelzijdig geleerden uitgever-boekdrukker en ijverigen verdediger van het stadhouderschap Mr. Elie Luzac (1721-1796), die te Leiden zijn boekwinkel had op het Rapenburg ‘omtrent de Doelensteeg’. Haar moeder (Maria Massuet, uit Amsterdam, gehuwd in de Waalse kerk aldaar, in 1763; doopgetuigen voor Anne: ‘Pierre Massuet et Mad. Brians, son épouse’, 14 Sept. 1766, Waalse kerk, Leiden) moet reeds vóór 1775 overleden zijn. De kleine Netje bleef achter met haar Vader en het enige kind uit diens eerste huwelijk (1750; met Ernestine Auguste Treu, uit Hamburg, overl. 1751), haar vijftien jaar oudere halfzuster Anna Maria Dorothea. Deze huwde in 1780 (5 Nov.) met J.E. Le Jeune (uit Bergen op Zoom; vader Jaques L.J., 's-Grh.) en vertrok met haar echtgenoot naar Den Haag, waar hij in 1782 werd aangesteld tot Raad in de Domeinen van Z.D.H. (vgl. p. 132 b. Hun huwelijk bleef kinderloos. Hij overleed in 1809. Zij had na 1816 te Leiden een meisjesschool). In datzelfde jaar 1780 (Mrt.) was Elie Luzac voor de derde maal in het huwelijk getreden, met de wed. Canbrijn (of Carbrijn), geb. Geertruy in 't Hout, en had ook een 10-jarig dochtertje van deze vrouw: Maria Geertruy Carbrijn, haar intrede in het gezin Luzac gedaan. Nog in dat jaar, of spoedig daarna, zal B. er voor het eerst gekomen zijn. Zie voor diens verhouding tot Netje de algemene inleiding op haar brieven, p. 186. Tot 1790 bleef het gezin Luzac op het Rapenburg zijn samenstelling behouden. Toen trouwde de stiefzuster met een Amsterdammer (Pieter E. Charbon) en vertrok zij naar die stad. In Mei 1796 sterft Netje's vader. In Nov. '97 vertrekt haar stiefmoeder eveneens naar Amsterdam en blijft zij alleen achter. Op 28 Juli 1805 wordt door de Waalse Kerk haar attestatie gegeven naar Noordwijk Binnen, de plaats waar haar vader
geboren was. Is de door v. Vl. in E.H., 22 gec. brief van Aug. 1803 niet van 1805? Het hs. is niet meer aanwezig in de verz.-U.B. Amsterdam, noch in verz.-Ten Br. Andr., Bild.-Mus. In Jan. 1812 is zij met attestatie van Noordwijk Binnen ingekomen (in de Ned. Herv. Gem.) te Delft, waar zij op 21 April 1839 overleed. Zij is ongehuwd gebleven. Kollewijn's bericht is onjuist (I, 161 n.): niet Anne huwde met een ‘Monsieur Fruitier’, maar de wed. van Mr. Isaac Elias Luzac, geb. Johanna (Annie?) Oudemans; met Ds. Kristiaan Joan Fruytier van Vlissingen, toen pred. te Muiderberg, op 1 Juli 1790. Deze Fruytier was een goede bekende: in het protocol van Isaac Elias (die woonde in de Donkersteeg, waar ook Elie geboren was), komt zijn naam reeds in 1781 en 1782 enige malen als getuige voor.
-
voetnoot2)
- Mondeling heeft zij hem omstreeks 16 Oct. beloofd, te zullen schrijven: de brief werd enige dagen uitgesteld.
-
voetnoot3)
- Het moet geheim gebeuren: stil, als de gelegenheid gunstig is.
-
voetnoot4)
- Ondanks het heimelijke vermoedt - en hoopt - zij ontdekking door haar vader. Maar deze is druk met de zaken en de politiek; zijn dochter in Den Haag heeft wel Netje scherp gewaarschuwd (zie vervolg), maar niet hèm.
-
voetnoot5)
- Het was de tijd, dat elk ogenblik de oorlog aan onze Republiek kon worden verklaard door keizer Jozef II, die voor de Zuidelijke Nederlanden de vrije vaart op de Schelde trachtte te forceren. Zijn schepen waren op 8 en op 15 Oct. door onze marine, zelfs met gebruik van geschut, nog tegengehouden (Colenbrander, Patriottentijd, II, hfdst. 1). Er was veel te doen met, en over, troepenvermeerdering en -verplaatsing ter bescherming der ‘frontieren’. Een rapport van de Staten van Holland nopens de Staat der Frontieren, van 23 Juli, clandestien tweemaal gedrukt, werd 14 Oct. door de Staten-generaal met ‘interdictie’ getroffen (Knuttel 20734-36). Het strekte den patriotten tot wapen tegen den Prins, dien men verantwoordelijk stelde voor den slechten toestand: Post van den Neder-Rhijn VI, nos. 265, 271, 272. Die Post zond iemand naar
Bergen op Zoom en Staats-Vlaanderen om dien toestand in ogenschouw te nemen (VI, 958). Het ligt voor de hand, te onderstellen, dat de orangistische publicist E. Luzac met eenzelfde doel naar West-Brabant was gereisd. Vgl. ook zijn Vaderlandsche Staatsbeschouwers I, 211. Zou hij ook Den Bosch hebben bezocht, dan zou dat in verband hebben kunnen staan met het vertrek van Brunswijk, die aldaar op 14 Oct. al zijn ambten neerlegde en vandaar naar Duitsland vertrok. Luzac stond in hoog aanzien bij ‘den dikken hertog’ (Gedenkschr. Hardenbroek IV 559).
-
voetnoot7)
- Door Van Vloten gecursiveerd. Deze woorden moet B. pas hebben gezegd, of veel vroeger eens geschreven. Op liefde behoeft dit echter niet te wijzen, wel op medelijden. Vgl. E.H. 7: de tranenmenging op een brief van hem.
-
voetnoot8)
- Opmerkelijke beperking, die zij anders zal hebben verstaan, dan zij was bedoeld. Blijkens hetgeen volgt betrekt zij al die inspanning, dat ijveren voor een eervolle carrière als vanzelfsprekend op haar toekomst met hem.
-
voetnoot9)
- Het is alles diepe dankbaarheid - ‘reconnaissante’, niet
‘ingrate’ - wegens ‘bienfaits’ en ‘marques d'estime’.
-
voetnoot10)
- Men lette op dat ‘aussi’ en dat ‘pour feindre’. Haar zuster heeft haar dat verwijt dus gedaan: wat een mooie woorden allemaal om verzinsels, inbeeldingen aan te kleden! Maar haar geweten spreekt haar vrij. Laat haar vriend B. toch niet óók zo iets denken! (Waarom liet Van Vloten dezen merkwaardigen passus weg?)
-
voetnoot12)
- Zij heeft dus reeds lang gewacht op een antwoord. Zij zal haar zuster in vertrouwen hebben geschreven, in welk een innige betrekking zij tot B. stond.
-
voetnoot13)
- Anna Maria Dorothea Le Jeune-Luzac. Zie n. 1 bij dezen brief, p. 185. Wellicht is deze zuster via den Heer Brand (vgl. p. 172 b.) óók op de hoogte gekomen van B.'s omgang met C.R. Woesthoven. Want deze had al begin Juli bij B. thuis kennis met haar gemaakt (E.H. 56). Mede daarom zal Netje zulk een ongunstige gedachte over dien Brand hebben gehad: als aanbrenger van B.'s betrekking tot die
andere vrouw. Overigens was B. niet zo geheim met dien omgang: de talloze bezoeken over en weer, de herhaaldelijk vermelde wandelingen met elkaar, de opdrachten aan zijn broeder Johannes, haar van zijnentwege te schrijven, tonen dat wel.
|