104. Bilderdijk aan Cath. Reb. Woesthoven, 21 Mei 1784.
Hs. U.B. Amsterdam; B. 9g. Gedrukt: Eerste Huwelijk, 39-40.
p. 39: |
[nacht van hartprangende angsten] was zijn bezoek op een onvoegzaam uur haar hospes en hospita wellicht een reden tot ergernis en berisping geweest? Vgl. Huet, Lit. F. en Kr. IV, 202. - [monsters,... vaderlijk bijzijn... verdedigen... er ooit weder te komen] Zij heeft dus (in haar laatsten brief?) aan B. verteld van vroegere onaangenaamheden, in bijzijn van haar Vader. - Was zij in huis bij bloedverwanten van haar, uit Den Haag afkomstige, tweede Moeder? Vgl. Huet, t.a. p. 201. In de Haagse archieven komt haar naam, vóór haar huwelijk, niet voor. Zij had er echter familie van beide kanten. Mógelijk was zij |
| |
|
ook toen reeds bij de bejaarde Oom en Tante Lunink-Woesthoven aan het Zieke, bij wie ze na een tijdelijk verblijf bij De Mikker [zie hieronder] haar intrek [weer?] schijnt te hebben genomen (p. 176 o.). Voor haar stiefmoeder had C.R. weinig liefde. Haar eigen moeder had zij al heel jong verloren. Haar vader is niet in 1777, zooals steeds wordt beweerd, (naar Wap, 34), hertrouwd, maar in 1767 (in de Hoogd. kerk te 'sGrh.; recht. arch. ald.). In een harer ‘dichtprobeersels’ (verz.-Ten Br. Andr.) noemt zij zich zelf ‘van jongs af aan gewend aan 't pijnelijkst onderdrukken’. Ook is er van haar een ongedat. gedichtje Aan mijne Moeder, op mijn Vaders verjaardag, waarin zij vergeving vraagt haar Moeders verjaardag niet te hebben bezongen, naast een afzonderlijk vers Aan mijn Vader, ter zijner Verjaring. In haar testament (8-12-'95) benoemde haar stiefmoeder later Maria Petronella, de oudere zuster van C.R., tot haar enige en algehele erfgename (executeur: De Mikker; recht. arch. 'sGrh.). - [Gij weet, wie uw vrienden zijn enz.] bedoeld zullen zijn De Mikker en zijn vrouw, bij wie zij blijkbaar voorlopig haar intrek heeft genomen, na de uitbarsting, hier vermeld. De M. woonde ten huize van den Fransen kostschoolhouder Woesthoff (zie p. 166 n.). Het Franse adres van dezen brief (vgl. het Hollandse van den vorigen) zal op een verblijf aldaar wijzen. Medio Juli verhuist C.R. naar een nieuw adres (pp. 174 b., 176 o.). Post uit Wageningen wordt kort daarop nog bij De Mikker verwacht (p. 174 o.). Op hun vriendschappelijke verhouding wijst de aanspraak van br. 115, en het feit, dat zij op denzelfden dag (twee dagen vóór dezen brief) beiden een vers in Bilderdijks Vriendenrol schrijven. Dat van C.R. vindt men in E.H. 26. Dat van De Mikker bij H. de Jager, Het Brielsche Archief (1876) 53:
Kunst, kunde, een zuivre ziel, door deugd aan God gelijk
Volmaakt den menschenvriend - den grooten Bilderdijk.
O, HOE GENOEGLIJK IS HET DE WAARHEID HULDE TE DOEN! |
|
Vgl. Gesch. d. Vad. XIII, 1e st., 36. De M.'s vers in iets andere lezing, met onjuiste datering (1785), en zonder het onderschrift, in Mengelpoëzije, 275. |
|
|