101. Bilderdijk aan Cath. Reb. Woesthoven, 28 April 1784.
Hs. U.B. Amsterdam; B. 9d. Gedrukt: Eerste Huwelijk, 36.
Collatie: Het hs. is onvolledig (tweederde er van ontbreekt), doch ook het begin van het bewaard gebleven gedeelte is niet gedrukt. Het luidt aldus: |
|
mij de vergeving ontzegt! ‘Gij zijt zoo wreed niet, dat Gij zoudt willen, dat het mij moeite zou kosten U te schrijven’. Hoe maskert zich het bedrieglijk hart. - ô Onvergelijkelijk toppunt van alle wreedheid! - Mij verdacht te houden, dat het mooglijk zou zijn, dat mij moeilijk viel, 't geen de vurigste wellust mijns levens moet uitmaken. ô hoe vernedert ge mij! - Slechts enz. |
|
Annotatie: |
p. 36: |
n. 1 [schijnen verloren geraakt] Van Vloten heeft een keuze uit de hem ter hand gestelde brieven gemaakt, zoals o.a. blijkt uit zijn briefwisseling over de uitgave met den toenmaligen bezitter Ds. Ten Brummeler Andriesse te Hoorn (Zie Bijlage J.e.). Wat niet gedrukt is, is niet meer aanwezig en dus later door Ten Br. Andr., die de manuscripten terug vroeg, vernietigd of achtergehouden. Van dezen brief ontbreekt het eerste vel (4 p.'s). Niet onwaarschijnlijk is dit echter door Cath. Rebecca verwijderd. Ook al haar brieven aan B. van vóór diens ballingschap zal zij hebben vernietigd. Zie onze Inleiding, p. LIIv. - Van dezen brief zou juist dit ons onthouden gedeelte, naar vorige en volgende brieven te oordelen, ons veel licht hebben kunnen geven over de nu verder gevolgde tactiek van Cath. Reb. ter verovering van des dichters hart. Zij heeft, blijkt hier nu toch wel, wantrouwen en jalouzie getoond. Zij wilde alles weten van die vroegere liefde; het is hem zeker geen ernst met haar? Hij reageerde te koel, te traag. Zij had iets voor hem willen maken, maar hoe zou zij het zo durven aanbieden? - [n. 2: albumblad] dit albumdichtje van 19 Mei zal niet zijn bedoeld, als Van Vloten onderstelt; maar het in den volg. brief vermelde geschenk, blijkbaar een of ander handwerkje. |