99. Bilderdijk aan Cath. Reb. Woesthoven, 22 April 1784.
Hs. U.B. Amsterdam; B. 9b. Gedrukt: Eerste Huwelijk, 33-34.
Collatie: P. 33, r. 4 v.o. lees: voor de onheilen. P. 34, r. 13 v.o. lees: aan u, uw... R. 11 v.o.: achter verschuldigd is een gehele zin door B. doorgeschrapt en onleesbaar gemaakt. R. 10 v.o. lees: menschlijkheid.
|
|
Annotatie: |
p. 33: |
[Kan men U gelijken] Kan iemand zo schoon zijn als gij... Vgl. wat volgt. - [jaloezij] wrsch. op de vrouw, die oorzaak was van zijn wanhoop en zwijgen. - [Lijfstaffiers van den Ottoman] de lijfwacht van den Turk. - [Janitsers] Janitsaren. |
p. 34: |
[Ik vlieg tot u] zij heeft dus onmiddellijk een nieuwen brief gezonden, - dien hij al in den morgen beantwoorden kon - waarin zij over eigen onrust en smarten klaagde, waaruit hij, als hij maar wilde, haar redden kon; hij moest haar daartoe komen bezoeken. Zij was wel, als Kollewijn zegt (I, 158) ‘op zijn zachtst uitgedrukt, aanhalig’. Zij ‘wierp zich hem als 't ware in de armen’. Inderdaad, met onstuimige haast. B. poogde nog te remmen: zijn heilige ambtsplichten te vervullen, moest voorgaan; zij zal dat kunnen verstaan en billijken. Maar zij bedenkt weer iets anders: hij moet haar helpen, om met haar dichtkunst dezelfde belangen te dienen als hij in zijn ambt. Zie volg. br. - Stellig heeft B. van deze (echte of voorgewende) hartstochtelijke verliefdheid van Cath. Reb. een beschrijving gegeven, onder klassiek mom, in den brief van Adelhild aan Eerrijk (met een eigen voorrede) in Bloemtjens, 5-7. Dat gedicht is van 1784. Hij droeg dien bundel ook op (1785) aan Cath. Reb. onder den naam Odilde. Van Vloten's afleiding van dien naam (E.H. 28) van got. auths: woest, is onjuist. Blijkbaar is Odilde een variant op Adelhilde. Wij hebben niet onderzocht, hoe B. aan de kennis van oudgerm. namen zal gekomen zijn; maar Förstermann, Altd. Namenbuch I (2e Aufl. 1901) 818 vv. kent naast Adalhildis Odalhilt en 196: Authildis, Audildis, Othilt naast Audechildis (got. auda = rijkdom). Hildi - vormt talloze oudgerm. vrouwennamen. Een wat latere phase van hun verkeer schijnt enigszins weerspiegeld in Olinde en Theodoor. Zie Wille, Bloeml.-B. 280, 291. Is Olinde een door B. zelf gemaakte variatie op Odilde? Of had hij ergens Odallindis gevonden? (Förstermann I 1059). Ook -lindi was zeer gewoon in oude vrouwennamen. |