Briefwisseling. Deel 1. 1772-1794
(1955)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermd84. Bilderdijk aan H. van Wijn, 13 Nov. 1782.Hs. Kon. Bibl. cod. 74 B 1.
WelEdelgeboren Gestrenge Heer!Ga naar voetnoot1) Het zal UWEG. uit de gedrukte Handelingen der laatstgehouden Jaarlijksche Vergadering van de Maatschappij der Nederland- | |
[pagina 145]
| |
sche Letterkunde gebleken zijn, dat bij welgemelde Vergadering tot een onderwerp voor den prijs, door de eerstkomende Jaarlijksche Vergadering uit te schrijven, de Classe der Historie en Oudheidkunde bepaald is.Ga naar voetnoot2) En daar, volgens de wetten der MaatschappijGa naar voetnoot3), en 't gebruik, bij dezelve plaats hebbende, de Maandelijksche vergadering gehouden is der Jaarlijksche Vergadering' een aantal van drie vragen uit de voorz. Classe voor te stellen en bij den Brief van beschrijving aan alle de Leden bekend te maken; welk aantal van drie uit het dubbel getal van vragen gekozen wordt, door eene Commissie, uit haar midden gemaakt, ontworpen, en bij de Maandelijksche Vergadering ingebracht: zo heeft welgemelde Maandelijksche Vergadering, in dit Vak geen' genoegzamen voorraad van vragen hebbende, ter verlichtinge van de te benoemen Commissie, mij, in de hoedanigheid van Briefschrijver, gelast, UWEG. in wiens bekende kunde en ervarenheid in onze Geschicht- en Oudheidkennis zij een gewettigd vertrouwen stelt, Harentwege te schrijven, met verzoek dat Gij, eenige vragen, die tot die Classe behoren, in gereedheid hebbende, welke 't U dunken mocht dat met vrucht voor dezen tak van de beoefening der Maatschappij konden voorgesteld worden, U mocht laten welgevallen, dezelven ten algemeenen nutte bij te dragen, en aan onze Maandelijksche Vergadering, 't zij onder addres van den Hre SecretarisGa naar voetnoot4), 't zij onder het mijne, mee te deelen, uiterlijk voor of op den eersten Vrijdag der aanstaande Lentemaand. Waar mede UWEG. zo wel onze Maatschappij in het algemeen als bijzonderlijk de Maandelijksche Vergadering ten hoogste verplichten zal; die sedert de eerste instelling der prijsuitschrijving, Jaarlijksch vier en twintig vragen hebbende moeten ontwerpen, om er één uit te kiezen, niet tegenstaande alle vlijt harer Leden, nu en dan uitgeput raakt van vragen, belangrijk genoeg om het kundig Gemeen ter beantwoording' aangeboden te worden. Ik heb de eer, mij met bijzondere hoogachting te teekenen, WelEdelgeboren Gestrenge Heer, UWEG. Onderdanige Dienaar W. Bilderdijk.
Leyden, den 13n van Slachtmaand 1782. |
|