Briefwisseling. Deel 1. 1772-1794
(1955)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermd80. Bilderdijk aan Mr Rhijnvis Feith, 9 Sept. 1782.Hs. oorspr. Familiearchief-Feith; in 1832 door Mr. P.R. Feith geschonken aan Mr B. Eekhout. Naar afschrift Bild.-Mus.
Lieve Vriend! Ik verheug mij hartlijk in uwe voorspoedige overkomst, gezondheid, en gelukkige luim, die u de gewone onaangename gevolgen uwer Hollandsche reisjesGa naar voetnoot1) voor ditmaal bespaard heeft: ô gij betert u van die zwakheden, en moogt dus een reis te meer tot ons overkomen; gij weet het, dat alle genoegens, die van geene smart achtervolgd worden, een waar goed zijn, en dat men in conscientie verpligt is, die zich te verkrijgen. Gij hebt dit geschriftGa naar voetnoot2) dan gelezen? Gij hebt nog niets gelezen, | |
[pagina 141]
| |
mijn waarde, ik kan u de stukken doen zien, sedert uitgekomen, openbaar verkocht, bij de Boekverkoopers uithangende, openbaar aangeprezen, enz. enz. die oneindig sterker, lasterlijker, oproeriger, vijandelijker zijn, ja ik zeg te weinig, als ik Duivelscher zegge, dan dit is. Nimmer geloofde ik het menschelijk hart in staat, om tot die maat van bederf gebragt te worden. En de dwang heerscht hier sterker, dan immer in Alvaas Bloedraad: 't Vaderland is geweest: een korte wijl nog, en de naam zelf zal er niet meer van overig zijn. - ô waarom hebt gij mij ontweken, in Holland zijnde, daar ik u zoo veel te zeggen, te tonen had. Ik vertrouwde op uw belofte van een dag tot mijnent door te brengen: hij zou pijnigend voor u geweest zijn, maar - de laatste misschien, dien wij elkanderen geven kosten; licht zien we ons nooit weder, en ik zal de troost niet gehad gehad hebben, eens mijn hart voor u open te leggen, en u den loop der zaken te tonen, u 't lot te spellen, dat nakende is. waarom kan ik u, waarom kan ik allen braven de oogen niet openen en onze Tyrannen, onze Kromwels doen vloeken? - of neen waarom kan ik mijn Vaderland zijn aaloude Vrijheid niet weergeven? Waarom Filips afgezworen, zo we voor duizend tyrannen bukken moeten, wier opvolgers nooit dan tyrannen zijn zullen? Hebben onze vaderen dan hun bloed daarvoor gegeven! goede Hemel! waar zijn we toegeraakt! - Gij herinnert u den toestand der zaken in Engeland als Kromwel verscheen. Hij is de onze tegenwoordig; maar de gevolgen zullen nog gruwzamer zijn. Buige die wil, voor 't geweld: ik zal stand houden, en duld geenen dwang; van geen vorsten zelfs, en zoude ik mij laten verdrukken van hun, die de striemen nog dragen van de slavernij hunner dienstbare en horige voorvaderen? die of slaven of tyrannen zijn willen, en geen vrijheid kennen, dan den staat van een slaaf, die den zweep over zijn medeslaven voert? Die een onkundig, een onnozel gemeen verblinden, en aanvoeren, om den gezegenden staat om te keeren, en tevens de beulen en offers te zijn, die een helsche heerschzucht zich uitgekozen heeft? Maar bedwinge ik mij, ik zou meer zeggen, dan ik misschien ten volle zou kunnen staven, indien ik voortging. Ik zal echter meer zeggen, indien ge meer weten wilt, ik zal u duizend zaken meedeelen, die ten Hemel schreien. Maar bespare ik u, dien het lot blindelings in een' aanhang geworpen heeft, die zich niet van u zal doen kennen, dan wanneer hij alles meester is, het gezicht van ellenden, die ge niet af kunt wenden. - Sta mij alleen toe, dat ik eenmaal openhartig met u geweest ben, en - vergeef het mij. Doch, bedenk, of | |
[pagina 142]
| |
een hart als het mijne, lijden moet, bij zoodanig schouwspel, zoodanig een vooruitzicht. -Ga naar voetnoot3) Indien dan mijn brieven, somwijlen, wat traag zijn in de uwen te beantwoorden, indien ze somwijlen een verstrooidheid van geest, een gevoelloosheid, die het hart aanneemt na langdurig te lijden, indien ze een zeekre achterhoudendheid ademen, bedenk, of het anders zijn kan: bedenk of ik het verwijt verdiene, 't welk gij mij doet in uw' laatsten, als of ik opgehouden had aan u te denken als eertijds? Neen, geloof mij, zoo een hart onveranderlijk is, 't is het mijne, en dit maakt misschien al mijn onheil uit. Ik ga den 16en van hier, en zal voor dien tijd hier, of naderhand te Leyden, 't bewuste boekGa naar voetnoot4) van UE. verwachten. Maar gij herinnert u nog eene belofte op denzelfden Schipluischen tocht.Ga naar voetnoot5) Ontvang mijn geheel hart in mijn groet, en deel ze uwe geliefde familie mede, ontvang ook die van de mijne: en geloof nooit, dat ik ophouden kan de uwe, in vollen nadruk te zijn, Bilderdijk. Amstm den 9 Sept. 1782.
Wat zegt onze goede Eekhout wel van mijn stout handelen met zijn' schonen brief?Ga naar voetnoot6) Groet hem van mij, en verschoon toch mijne vertraging, en ook mijne misslagen, zoo ge best kunt. |
|