73. Bilderdijk aan P.J. Uylenbroek, 27 Jan. 1782.
Hs. niet aanwezig. Gedrukt in Brieven, uitg. Messchert, I, 117-118.
p. 117: |
[laatstmaal] wrsch. in de Kerstvacantie. - [borborigmen] Gr. βορβορυγμος: gerommel. - [gedrukte Lijst] U. bezat blijkbaar een deel der uitgaven van het Leidse Genootschap en wilde nu zijn exemplaar completeren; zo had hij aan B. een opgave verstrekt van wat hij reeds had. B. zendt nu een gedrukte lijst van alle uitgaven van het Gen., waarop hij met een asterisk heeft gemerkt, wat U. nog niet bezat. Zie verder p. 136 en. - [aan den Heer Ht.] Cornelis Heyligert, Hoofdlid en Bestuurder van het Leidse Gen. Er waren twee secretarissen: Karel de Pecker (zie p. 10 en.) en Corn. H. - [Lidmaatschap] van Kunst wordt door arbeid verkreegen. Van de 14 honoraire leden die blijkens een geschreven Naamlijst op 28 Nov. 1781 zijn benoemd, hebben er slechts acht zich deze benoeming laten welgevallen, blijkens de gedrukte Naamlijst van 1782. U. heeft bedankt. De ‘medeleden’ moesten elk jaar ‘ten minsten vier Stukjes’ inleveren; of grote bijdragen die voor twee en zelfs voor vier konden gelden. De ‘honoraire leden’ of ‘buitengewone leden’ hadden wel het recht, maar niet den plicht tot inleveren. Er waren verder nog Beschermheren en Hoofdleden. Alles volgens de, uit 21 hoofdstukken bestaande Wetten van het Gen., te vinden vóór dl. I en III van de Tael- en Dl. Oef. De organisatie leek zeer veel op die van het Haagse Gen. - beschreven door Höweler, a.w. - maar dat had ook nog ‘buitengewone leden van verdienste’ en de groep der ‘aankweekelingen’, dus zes klassen. |
p. 118: |
[het excuus] nl. ‘Ik heb’ enz. Wij zouden thans achter ‘niet’ een dubbele punt zetten. Het lege lidmaatschap vergeleken met een lege geldzak; zulken steun kan men altijd wel bieden, als men niets meer verlangt. - [rekening... betalen] vermoedelijk voor levering van een gedeelte der uitgaven van het Gen.; en dan bij wijze van voorschot. |