69. Bilderdijk aan Mr Rhijnvis Feith, 4 Dec. 1781.
Hs. Familiearchief-Feith. Gedrukt: Ts. Ndl. Taal- en Ltk. 1905, 86-88.
Collatie: |
P. 87, r. 3 v.b. lees: laat mij een ongelukkig enz. |
|
Annotatie: |
p. 86 m.: |
[voordeelen] nl. voor Bilderdijk, zoals F. ze zag. |
p. 87 b.: |
[nooit meer geschitterd] te lezen met klemtoon op ‘meer’; achter ‘hebben’ te denken: dan wanneer ik zo, veel minder gevoelig van hart, ware geweest. - [zelven] met klemtoon: als gij ze voor u zelven doen moest. - [uw Zwager] een broer of zustersman van zijn vrouw Ockje Groeneveld. Mr Rhijnvis was enig kind (Gen.-Feith). |
p. 87 m.: |
[toelegt] d.i. bestemt. - [onduldelijken toestand] is het alles nog de smart over de volstrekte afwijzing van zijn liefde door Cinthia (vgl. p. 20 v., 124 v., 129 m.)? Het lijkt ons niet onwaarschijnlijk. - [Leydsche wezen] De Leydsche Weezen aan de Burgery. Op den eersten van Louwmaand des jaars 1782. DW. X, 241-245. Knuttel, no 19934. - [Uw Karel] Aanspraak van Keizer Karel enz. Prijsvers voor het Haags Gen., te bezorgen vóór het einde des jaars. Zie p. 120 b. en br. 70, aan F.: t.a.p. 89 b. - [onzen Hogeveen] zie p. 19 b. |
p. 87 o.: |
[een onbekende Rotterdammer] een zekere De Ruiter, schoonzoon van den drukker Holtus, volgens een pamflet, getiteld: Copie van een Briev van een Heer uit Rotterdam, aan zijn vriend in Amsterdam, wegens het voorgevallene met de boekverkopers Bronkhorst en De Leeuw over het nadrukken van den verboden vrijmoedigen Brief genaamt, Aan het Volk van Nederland. Knuttel, no 20139. Zie ook Rotterd. Jaarboekje I, 219 vv. In de onuitgeg. corresp. van Van Goens heet de wijnkoper en ‘sluiker’ Holtus de medeplichtige aan de verbreiding van het libel A.h.V.v.N. (meded. van Prof. Wille). - [aan 't volk van Nederland] Knuttel, no 19864. Verscheen Sept. 1781. Pas in veel later tijd is gebleken dat Joan Derck van der Capellen tot den Poll er de auteur van was, met enige medewerking van den Leidsen doopsgez. pred. Van der Kemp. Zie de aantn. bij Knuttel 19864/65 en M. de Jong Hzn.: De oudste uitgaven van het pamflet A.h.V.v.N. (1924). - [Wat kon Hoogeveen nu?] bovengenoemd pamflet Copie enz. verhaalt het gebeurde als volgt: ‘De Ruiter... komt te Leyden by den Boekverkoper C. Hoogeveen om ze aan hem te koop te presenteeren; Hoogeveen toond zig genegen om dezelve te koopen, Dog laat inmiddels mijn Heer den Hoofdofficier van Leyden bericht toekomen, dat aldaar zodanig persoon met gem. Boekjes was, voort kwamen er twee Dienaars voor 't huis van C. Hoogeveen, waar door er veel volk byeen vergaderde, dog De Ruiter, zulks in tijds gewaar wordende, krygt kwaade vermoedens, en ver- |
| |
|
trekt’. Dit gedeelte van het libel wordt niet gedekt door officiële bescheiden, zoals Knuttel suggereert, Pfl. cat. i.v. - Volgens een ander patriottisch pamflet heeft Bilderdijk ook in het Leidse Dichtgenootschap ‘openlyk het gedrag van C. van Hoogeveen omtrent het gedienstig aanbrengen en ware 't hem gelukt, Verraaden van de ongelukkigen en door hunnen Rotterdamschen Advocaat mishandelde boekverkoopers Bronkhorst en De Leeuw als lofwaardig en een burger betaamende’ aangeprezen (Vraag en Antwoord by Geleegenheid, dat de Heer en Mr. Le Jeune Schoonzoon van Mr. Elie Lusac enz. ... Tot Raad in de Domeinen van Zyn Hoogheid Willem de V... wierd verheven; Knuttel, no 20282, vgl. p. 139/140. |
p. 88 b.: |
[f. 14000. -] de Staten van Holland hadden op de ontdekking van den schrijver van het pamflet A.h.V.v.N. een premie gesteld van 1000 gouden rijders, d.i. f. 14000. - (Knuttel 19873). Men heeft F. blijkbaar ingeblazen, dat H.'s karakter te zwak was geweest om niet voor die verleiding te bezwijken. B. spreekt dien laster tegen (vgl. ook het slot v.d. brief). Het is daarmee ook bewezen dat genoemd Vraag en Antwoord B. vals beschuldigde. - [het vers] De Leydsche Weezen, enz. - [den braven man] Hoogeveen. |
|
|