67. Bilderdijk aan Mr Rhijnvis Feith, 27 Oct. 1781.
Hs. Familiearchief-Feith. Gedrukt: Ts. Ndl. Taal- en Ltk. 1905, 81-85.
Collatie: |
P. 82 m. weet gij het niet, lees: wees gij het niet. |
|
Annotatie: |
p. 81 b.: |
[ongesteldheden] zie het vervolg van dezen brief 67 zelf, en vgl. p. 92 m. en M. I, 116. - [toestand... Zuster] vgl. brn. 60 vv. - [van geest en... getroubleerd] van geest en lichaam? Vgl. p. 82 m., 91 o., M I, 117. Of is zinnen uitgelaten? Vgl. p. 82 o. |
p. 81 m.: |
[Grammatica] onder de nagelaten papieren van B. bevonden zich ‘de eerste beginselen mijner overdenkingen over de taal’, van 1774 of 1775 reeds (Schotel, Hand. Meded. Mij. Ltk. 1866, 129). In 1826 heet het dat men ‘meer dan een menschenleeftijd’ heeft aangedrongen op de uitgave van zijn Nederlandsche Spraakleer (Voorrede). Zie ook br. 89 (Messch. I, 122 o.). - [ongeregeldheid of caprice] zie het vervolg van dezen brief 67 zelf. De bundel Mijn Verlustiging was inmiddels, nu officieel, te Leiden verschenen. Minne-‘dichters’ zwermden om hem heen. En voor de Leidse meisjes waren zijn verzen een appel van Eris en speelde hij de Paris-rol. Zie p. 125 o. |
p. 81 o.: |
[Pr. van der Keessel] Dion. Godefr. van der Keessel (1738-1816), jurist van groten naam, hoogleraar te Leiden 1770-1815 (Nw. Biogr. Wb. III). Vgl. Briefw.-Tydemans I, 53: ‘Pestel en V.d. Keessel, wie ik zoo veel mogelijk trachtte uit te hooren, of liever tot den grond van hun leer door te zien’. - [paradoxen] levenslang zijn geliefde wapen! - [Pr. Roskam] Pieter Roscam (?-1801), sinds 1773, tot 1795, prof. te Harderwijk. IJveraar voor de studie van het Romeinse recht. In politicis scherp tegenstander van Meindert Tydeman. In 1787 even, als patriot, in diens plaats gesteld, te Utrecht. - [Van Meurs] Allard Gerard van Meurs, A.L.M. et Phil. Doct., later paranymph bij de promotie. Zie br. 83, aan F.: t.a.p. 94 b.; en Koll. I, 142. |
p. 82 o.: |
['t geen de Hte zegt] vergissing voor Wte = Wijsbegeerte? De gissing van Prof. Kalff is onmogelijk. B. spreekt hier paradoxaal; feitelijk kan hij met de ontkende alg. idee het eens zijn. Leibnitz leerde in dien geest over de verhouding van taal en ding. En met dezen wijsgeer had B. van jongs af, veel op (vgl. Bavinck, B. als denker en dichter, passim; o.a. 40 vv.). - [uw Verhandeling] Verhandeling over het Heldendicht, 1782 gedrukt als met goud bekroond en enig ingekomen antwoord. 2e dr. 1809. |
p. 83 b.: |
[onze Groeneveld] Christiaan Groeneveld gaf in 1784 e.v.j. een berijmde vertaling van Klopstock's Messias, in 3 dln., met een opdracht aan Feith. Vgl. p. 110 o. en volg. br., 68. De noot van Prof. Kalff is onjuist. Gr. was blijkbaar zeer bekend met B. en F. Was hij soms verwant aan Feith's vrouw Ockje Groeneveld? - [gedicht op naam van Huart] de uitgevers Wed. A.D. Sellschop en P. Huart te Amsterdam gaven later ook C. Groeneveld's Messiasvertaling uit. Blijkbaar was die uitgever Huart zelf ook dichter en wilde hij graag B.'s oordeel vernemen. |
p. 83 m.: |
[zekere maten] een derg. opdracht als van ‘de stenen’, in br. 64? - [uw Vader] Mr. Peter Feith (1729-1802), convooimeester en gemeensman te Zwolle (Gen.-Feith, a.w. no 110). - [Eekhout] Evert Jan Eekhout, toen burgemeester van Zwolle; werd één maand na datum van dezen br. hon. lid van het Leids Gen. (Naaml.). - [mijn schrijven over het Lierdicht] het Leids |
| |
|
Gen. had in 1781 een desbetr. prijsvraag uitgeschreven. Het enige ingekomen antwoord is in 1782 te licht bevonden (Hand.). Bilderdijk's stuk is blijven liggen: zie brn. 76 (aan F.: t.a.p. 92 m.) en 89 (M. I, 122 met ann. p. 149 b.). |
p. 83 o.: |
[Clement] S. Clement, uitgever-drukker te Zwolle. - [de Geuzen] zie p. 111 b. |
p. 84 b.: |
[uw Prijsvaers] De Aanspraak van Keizer Karel V aan zijn Zoon enz. Vgl. br. 55, aan F.: t.a.p. 74/75, met ann. p. 120 b. - [een tweede] vgl. dezelfde plaats. - [de rato cavere] voor de zekerheid (hier: juistheid) borgstaan. Term uit de Digesten 3, 4, 6 par. 3. |
p. 84 m.: |
[proeve uit Klopstok] uit de Messiade. Zie br. 49, aan F.: t.a.p. 68 o. |
p. 84 o.: |
[nog meer historietjes en anecdotes daar bij voegende] te verbinden met ‘men’. - [reeds 10 weken uit] de bundel was dus omstreeks Juli/Aug. verschenen, [voor zo verre het uitgeven betreft] vgl. het ‘Bericht van de Uitgeveren’ (laatste pag.; niet opgenomen door Da Costa): De Dichtstukjes, in deez' kleinen bundel vervat, zijn niet door den schrijver geschikt geweest om immer het licht te zien. Doch, daar een afschrift derzelven, toevallig in vreemde handen geraakt, onder eenige lieden van smaak bekend, vermenigvuldigd en verspreid wierd, bereidde men zich in het heimlijk, die toevertrouwde panden door de Drukpers gemeen te maken. - Op deze wijze gedreigd door eenen waarschijnlijk gebrekkigen Druk, hoedanige diergelijke vruchten der gewinzucht gewonelijk zijn; die doorgaands de beste verzen door de lompste onachtzaamheden misvormen, en de eer eens Dichters, bij Lezers, van de vervalsching der uitgave onkundig, bezwalken; zoo heeft de Heer... ons wel willen toestaan, dezen Algemeenen Druk (ter voorkoming' van zodanigen onechten, als te wachten stond) na zijn oorsprongkelijk Handschrift te doen vervaardigen, en daartoe 't gebruik van eenige door hem-zelv' geëtste Vignetten vergund, welke de bewijzen van echtheid met zich brengen. |
p. 85 b.: |
[de Erven van Klipping] het boekje verscheen anonym te Leiden en te Amsterdam, bij C. van Hoogeveen, Junior, en de erven van D. Klippink. Voor rekening van eerstgenoemde, op beider naam, zulks ‘met overleg en goedkeuring van den dichter’, met dien verstande, dat ‘het volle Copyrecht in volkomen eigendom alleen aan den dichter-zelven (bleef) toebehooren’ en de uitgevers derhalve ‘noch gezamendlijk, noch een van (hen) in 't bijzonder, op eenigerhande wijze, het... werkje, tenzij met bijzondere vergunning des dichters, in 't geheel of ten deele, in het vervolg (zouden) mogen herdrukken of doen herdrukken, of 's eigenaars verdere beschikking over hetzelve betwisten’. Aldus vastgelegd op 15 en 14 Mrt te Leyden en te Amsterdam (Mij. Ltk. cod. 1918, uit de nalatenschap van Prof. Alb. Verwey, verworven 1945). - ['t is een best mensch] vgl. Meng. en Fragm. 87/88, en in verb. daarmede p. 110 b. |
|
|